Actualiteit
Coördinatie: Vincent Sagaert en Dirk Scheers
Het Booking-arrest: De laatste stuiptrekking voor prijspariteitsclausules?
Op 19 september 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) zich uitgesproken over de Booking-zaak. Booking is een vennootschap die wereldwijd tussenhandelsdiensten aanbiedt voor de reservering van hotelkamers via haar website. Het bedrijfsmodel van Booking steunt op een gratis dienstverlening voor consumenten en een commissie van de accommodaties indien de consument een reservering maakt via het platform.
Om «meeliftgedrag» (free-riding) tegen te gaan, voegde Booking een brede pariteitsclausule toe aan haar algemene voorwaarden. Dit houdt in dat accommodaties geen lagere prijs mogen aanbieden op hun eigen verkoopkanalen of via derden dan ze vragen op het Bookingplatform. In samenspraak met verschillende mededingingsautoriteiten heeft Booking in 2015 haar algemene voorwaarden aangepast en gelimiteerd tot een smalle pariteitsclausule waarbij de accommodaties enkel op hun eigen verkoopkanalen geen lagere prijs mogen aanbieden. Booking argumenteert dat deze clausules kunnen worden onttrokken aan het toepassingsgebied van artikel 101 VWEU (het Europese kartelverbod) omdat ze «nevenrestricties» zijn die noodzakelijk zijn voor haar activiteit.
Echter, ook deze smalle pariteitsclausules werden door een pletora van hotels en hotelorganisaties aangevochten. Hierover slepen verschillende zaken al meer dan tien jaar aan in verschillende nationale rechtbanken (voornamelijk in Duitsland). Tijdens de meest recente iteratie van een Booking-zaak heeft de rechtbank van Amsterdam twee prejudiciële vragen gesteld aan het Hof: (i) zijn de brede en smalle pariteitsclausule in het kader van artikel 101 VWEU aan te merken als een nevenrestrictie? en (ii) hoe moet bij de toepassing van verordening nr. 330/2010 (oude groepsvrijstelling verticale overeenkomsten) de relevante markt worden afgebakend?
Het Hof bevestigt (conform zijn eerdere rechtspraak en de horizontale richtlijnen van de Europese Commissie) dat een nevenrestricitie alleen buiten het toepassingsgebied van artikel 101 VWEU valt wanneer (i) de primaire transactie artikel 101 VWEU niet schendt, (ii) de restrictie objectief noodzakelijk is voor het verwezenlijken van de primaire transactie en (iii) evenredig is aan het nagestreefde doel. Het Hof besluit dat de primaire transactie duidelijk efficiëntieverbeteringen teweegbrengt: consumenten kunnen makkelijker een groot aantal hotels vergelijken en accommodaties kunnen consumenten makkelijker bereiken, dus aan de eerste voorwaarde is voldaan. Echter, de pariteitsclausules zelf hebben een negatieve impact op de mededinging aangezien ze de concurrentie tussen verschillende platformen beperken en kleine of nieuwe platformen verdringen. Het Hof verduidelijkt dat een nevenrestrictie alleen objectief noodzakelijk is wanneer «die restrictie in het specifieke kader van de transactie onmisbaar is voor de verwezenlijking van de transactie». Het is dus niet voldoende dat ze noodzakelijk is voor het commerciële succes van de primaire transactie. In deze zaak concludeert het Hof dat Booking deze prijspariteitsclausules alleen nodig zou kunnen hebben voor het commerciële succes, maar niet voor het voortbestaan en verwezenlijking van Bookings primaire activiteit. Dit wordt ook aangetoond door te verwijzen naar het succes dat Booking nog steeds heeft in de Lidstaten waar pariteitsclausules verboden zijn.
Als antwoord op de tweede prejudiciële vraag verwijst het Hof naar de werkwijze voor marktafbakening uiteengezet in de in 2024 herziene «Bekendmaking van de Europese Commissie betreffende de afbakening van de relevante markt». In dit geval moet er volgens het Hof «concreet worden onderzocht of de onlinetussenhandelsdiensten en de andere verkoopkanalen substitueerbaar zijn uit het oogpunt van vraag en aanbod». Terwijl dit zo goed als niets toevoegt aan de bestaande interpretaties over marktafbakening, is de bevestiging van de niet-bindende Bekendmaking van de Europese Commissie wel bevorderlijk voor de rechtszekerheid. In het geval van deze specifieke prejudiciële vraag heeft de tijd de vraag ook zo goed als irrelevant gemaakt. Sinds deze prejudiciële vraag heeft de Europese Commissie een vernieuwing van deze Verordening aangenomen. In tegenstelling tot verordening 330/2010 heeft verordening 2022/720 brede pariteitsclausules als een uitgesloten beperking gekwalificeerd. Dus, zelfs indien Booking onder de marktaandeeldrempel van de verordening zou vallen, zijn brede pariteitsclausules niet toegelaten. Voor smalle pariteitsclausules kan de vraag wel nog van enige relevantie zijn.
Het Booking-arrest is dus niet vernieuwend op het vlak van de interpretatie van het Europese recht, maar past de huidige rechtspraak simpelweg voor de eerste keer toe op prijspariteitsclausules. Het Hof heeft duidelijk beslist dat smalle en brede pariteitsclausules niet als nevenrestricties buiten het toepassingsgebied van artikel 101 VWEU vallen. Als deze beslissing wordt samengenomen met het verbod op brede pariteitsclausules in verordening 2022/720 en in verschillende Lidstaten en het verbod op smalle pariteitsclausules in België, Frankrijk, Italië en Oostenrijk, kan besloten worden dat pariteitsclausules hun laatste adem hebben uitgeblazen. Dit betekent echter niet dat hotelreserveringsplatforms zich hierbij neerleggen. In plaats van pariteitsclausules worden accommodaties nu gediscrimineerd ten opzichte van hun zichtbaarheid en ranking in de zoekresultaten wanneer ze via andere verkoopkanalen lagere prijzen aanbieden. Deze praktijk is ondertussen ook al voor een eerste keer beboet door de Spaanse mededingingsautoriteit.
Liesbet Van Acker