Omschrijving
Het abrupte einde van de gevangenisstraf tot zes maanden
Jaargang
2025 - 2026 (89)
Pagina
42
Auteur(s)
B. De Smet
Trefwoorden

STRAF

STRAF / Gevangenisstraf

Bijkomende informatie

Actualiteit

Coördinatie: Vincent Sagaert en Dirk Scheers

Het abrupte einde van de gevangenisstraf tot zes maanden

Al jaren wordt betoogd dat korte gevangenisstraffen meer schade dan voordelen opleveren. Veroordeelden verliezen vaak hun baan, hun gezinsbanden brokkelen af en psychische problemen die hierdoor de kop opsteken, blijven soms lang nawerken. Ook de maatschappij is niet gebaat met die ontwrichtende toestanden. In Frankrijk is de recidivegraad voor kort gestraften 62% (Parl.St. KAMER DOC 55-3374/001, 124). Bovendien is er een tekort aan cellen. Gevangenisstraffen onder de zes maanden worden nu al niet uitgevoerd. Waarom dan nog vasthouden aan deze straffen?

Het nieuw Strafwetboek, van kracht vanaf 8 april 2026, schrapt als hoofdstraf de gevangenisstraf beneden de zes maanden. De lichtste straffen, opgenomen in «strafniveau 1», zijn de geldboete (200 tot 20.000 euro), de werkstraf (20 tot 120 uur), de probatiestraf (6 tot 12 maanden), de (verruimde) verbeurdverklaring, de geldstraf op basis van het illegaal voordeel of de eenvoudige schuldigverklaring. De opstellers verwierpen het idee van een korte gevangenisstraf als «schoktherapie», om reden van de detentieschade en de beperkte doelstellingen van de straf (art. 27). Leedtoevoeging mag geen reden meer zijn in de straftoemeting.

De wet van 18 juli 2025 (BS 4 augustus 2025) voert deze lichte straffen nu al in, om overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan. Het nieuwe artikel 7, § 3 Strafwetboek bepaalt met onmiddellijke toepassing: «Voor feiten strafbaar met een maximale gevangenisstraf van zes maanden en indien de rechter overweegt om een effectieve gevangenisstraf op te leggen, legt hij een straf onder elektronisch toezicht, een werkstraf of een autonome probatiestraf op, indien voldaan is aan de voorwaarden bepaald door de artikelen 37ter, 37quinquies en 37octies.» Die categorie van misdrijven bestaat uit o.a. weerspannigheid (art. 271 Sw.), zegelverbreking (art. 283 Sw.), slagen en verwondingen (art. 398 en 420 Sw.), familieverlating (art. 391bis Sw.) of graffiti spuiten (art. 534bis). De strafrechter moet nu volop inzetten op alternatieve straffen, maar elk van die straffen (elektronisch toezicht, autonome probatiestraf, werkstraf) vereist de voorafgaande instemming van de beklaagde of zijn advocaat, ook in het nieuw Strafwetboek. Wat als de beklaagde verstek laat of zijn medewerking weigert? Wat als de beklaagde alleen elektronisch toezicht vraagt, maar geen vaste woonplaats heeft, of hij niet in staat is een werkstraf uit te voeren of er geen problematiek aanwezig is die een autonome probatiestraf verantwoordt? De enige straf die altijd mogelijk is, is de geldboete. Een heikel punt is dat de vervangende gevangenisstraf (art. 40 Sw.) al jaren niet wordt uitgevoerd en verdwijnt, vanaf 8 april 2026. Ook het innen van lage geldboetes loopt mank. Positief is dat de rechter in de procedure op verzet de geldboete kan omzetten naar een straf die het akkoord van de beklaagde vereist (Cass. 27 september 2006, AR nr. P.07.0417.F).

Het is afwachten of de schrapping van de korte gevangenisstraf een nadelig effect heeft op het vervolgingsbeleid. Is het sop de kool nog waard? Waarom zouden de parketten, die nu al kampen met overbelasting, nog misdrijven van de komende categorie 1 vervolgen, buiten het geval van samenhang met zwaardere misdrijven? Er is nog wel een nevenkanaal beschikbaar. Voor opzettelijke slagen en graffiti spuiten kan een gemeentelijke ambtenaar een GAS-boete opleggen, als het protocol met het parket dit toelaat (art. 3 en 23 Wet 24 juni 2013). Mogelijk neemt de druk toe om zaken van kleine criminaliteit uit het klassieke strafrechtsysteem te weren.

De minister van Justitie laat de deur nog op een kier door toe te laten dat de strafrechter een gevangenisstraf tot zes maanden met uitstel uitspreekt (DOC 927/001, 12). Hierdoor kan de rechter een gevangenisstraf opleggen als een geldboete niet gepast is of de beklaagde geen alternatieve straf wil. Enig obstakel is het actuele verbod op een gewoon uitstel na een eerdere veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan twaalf maanden. Die beperking geldt niet voor een probatie-uitstel (art. 8 Probatiewet). Voor misdrijven van niveau 1 verdwijnt de uitweg van een gevangenisstraf met uitstel vanaf 8 april 2026 (art. 65 nieuw Sw.). Daarnaast is de effectieve gevangenisstraf nog toegelaten voor een misdrijf van categorie 1 dat is begaan in staat van wettelijke herhaling. In die situatie kan de rechter een gevangenisstraf opleggen tot 12 maanden (art. 56 Sw.). Vanaf 8 april 2026 kan deze straf, als laatste optie, zelfs worden opgetrokken tot 3 jaar (art. 36 en 60 nieuw Sw., straf niveau 2). Weliswaar blokkeert de wet van 18 juli 2025 tijdelijk de uitvoering van gevangenisstraffen onder de drie jaar. Kortom, het probleem oplossen van overvolle gevangenissen kan het aanpakken van lichte misdrijven hinderen. Un train peut en cacher un autre. Om straffeloosheid tegen te gaan, past het in het nieuwe systeem de korte gevangenisstraf consequent toe te passen als vervangende straf voor beklaagden die een alternatieve straf vragen en hun beloofde inspanningen niet nakomen. Het komt er ook op aan om elke geldboete te innen die als resterende straf is opgelegd aan de overige beklaagden.

Bart De Smet