Het bestaan en de schadeloosstelling van morele schade
Victor SCHOLLAERT
Gastprofessor UAntwerpen
Dit artikel biedt een samenvatting van de bevindingen uit het doctoraal proefschrift1 over het bestaan en de schadeloosstelling van morele schade in het Belgisch buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. Het werpt nieuw licht op het begrip en de behandeling van morele schade in het aansprakelijkheidsrecht. Het biedt vooreerst een duidelijk kader om morele schade(posten) te begrijpen en te beoordelen. Verder innoveert het onderzoek door de schadeloosstelling van morele schade op te splitsen in een plicht tot herstel én een plicht tot compensatie. Dit onderzoek draagt bij aan een meer theoretische, consistente benadering van morele schade.
I. Inleiding1
1. Op 1 januari 2025 trad Boek 6 BW in werking. Het basisprincipe van ons buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht blijft echter ongewijzigd: wanneer een persoon schade lijdt die in aanmerking komt voor schadeloosstelling (1) en in causaal verband staat (2) tot een aansprakelijkheid genererend feit (hierna: AGF)2 (3), heeft die benadeelde recht op schadeloosstelling.3 Van de drie voorwaarden die aan zo’n recht gesteld worden, is schade die in aanmerking komt voor schadeloosstelling de fundamenteelste. Pas als er dergelijke schade is, rijst de vraag of er iemand aansprakelijk is voor het schadegeval.4
2. Hoewel de schade in zekere zin het meest essentiële begrip is in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, krijgt ze niet dezelfde theoretische aandacht als het AGF en de vereiste van het causaal verband. Voor het begrip morele schade, als specifieke vorm van schade, is dat niet anders. Het is al lang het domein van de praktijk, maar het is al even lang onderbelicht door de rechtsleer.5 De roep naar verder onderzoek klinkt al jaren.6
3. In mijn proefschrift leverde ik een bijdrage tot het dichten van de theoretische leemte in het Belgische recht omtrent morele schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. Rechtsonzekerheid is niet alleen betreurenswaardig vanuit theoretisch perspectief. Ze weegt extra zwaar op de schouders van morele schadelijders. Zo blijkt uit een Nederlands empirisch onderzoek naar Belgische naasten en nabestaanden van slachtoffers dat het onderhandelingsproces met verzekeraars over de hoogte van de hun toe te kennen morele schadevergoeding als emotioneel belastend en onaangenaam ervaren wordt.7 Dit leidt ertoe dat schadelijders tweemaal gevictimiseerd worden, eerst door een schadeveroorzaker en vervolgens nog eens door zijn verzekeraar.8
4. Mijn onderzoek bood een antwoord op de centrale hoofdonderzoeksvraag: «Door welke principes wordt het bestaan en de schadeloosstelling van morele schade in het Belgisch buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht beheerst en in hoeverre zijn die principes verzoenbaar met de aard van het begrip morele schade?»
Zelden staat morele schade in het centrum van de theorievorming. Het herhalen van de algemene principes omtrent schade en schadeloosstelling moet volstaan om met de aantasting van niet-pecuniaire belangen om te gaan. De problemen die daar conceptueel bij optreden, worden genegeerd. Dit onderzoek is relevant omdat het een theoretische bijdrage levert tot de ontwikkeling van een coherente leer omtrent morele schade die op consistente wijze in het huidige aansprakelijkheidsrecht inpast.
5. Dit artikel vangt aan met een weergave van het begrippenkader dat ik hanteerde tijdens mijn onderzoek (II.). Daarna focus ik op mijn voornaamste conclusies omtrent het bestaan (III.) en de schadeloosstelling (IV.) van morele schade. Ik sluit af met enkele algemene conclusies en aanbevelingen (V.).
II. Begrippenkader
A. Schade
6. Het is onmogelijk morele schade in het Belgisch aansprakelijkheidsrecht grondig te bestuderen zonder een heldere begripsafbakening te hanteren. Het begrip geeft immers aanleiding tot veel verwarring en wordt in verschillende betekenissen gebruikt. Het is onvermijdelijk om bij die begripsafbakening eerst stil te staan bij het concept schade op zichzelf, gezien schade het genus is waar morele schade als species onder ressorteert.
7. Sinds 2025 kent het aansprakelijkheidsrecht een wettelijke definitie van het begrip schade (art. 6.24 BW). Aangezien het onduidelijk is hoe die definitie precies moet begrepen worden,9 vormt ze niet het rechtstreekse uitgangspunt van dit onderzoek. Zoals elders reeds uiteengezet,10 is de hier uitgewerkte omschrijving van het begrip schade evenwel inpasbaar in de wettelijke definitie van schade. Net zoals in de wettelijke definitie («Schade bestaat uit de economische en niet-economische gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang») wordt er hier een onderscheid gemaakt tussen schade («de [...] gevolgen») en de grondslag van schade («de aantasting van een [...] belang»). Er wordt echter getracht dat onderscheid op een duidelijker en consistenter wijze door te voeren.
8. Schade wordt in dit proefschrift begrepen als de aantasting van een belang of het verlies van een voordeel.11 Schade kan opgedeeld worden in schadeposten. Dat zijn specifiek omschreven verloren voordelen.12
Schade is steeds het gevolg van een verandering, i.e. een wijziging in toestand. Als de verandering bestaat in de aantasting van voorwerpen, dieren of menselijke lichamen, spreek ik respectievelijk over: voorwerpsveranderingen, dierenveranderingen en persoonsveranderingen. Persoonsveranderingen zijn veranderingen aan of in het lichaam van een mens die aan iemands schade ten grondslag liggen. Dat wordt wel eens «letselschade» genoemd. Voorwerpsveranderingen betreffen de aantasting van voorwerpen. Dat wordt vaak «zaakschade» genoemd. «Letselschade» en «zaakschade» verdienen een hertaling onder meer omdat het niet het lichaam of de zaak zelf zijn die schade lijden. Tot slot betreffen dierenveranderingen de aantasting van dieren. Voor dit soort aantasting wordt een afzonderlijk woord gebruikt, omdat dieren niet langer hetzelfde juridische statuut hebben als voorwerpen (art. 3.38 BW).
9. In tegenstelling tot wat vroeger vaak werd geopperd, moet het verloren voordeel niet beschermd zijn door een recht om schade uit te maken.13 Elk mogelijk voordeel komt in beginsel in aanmerking om als schade te kwalificeren zodra het is aangetast.14 Het is daarom niet mogelijk om een exhaustieve lijst op te stellen van alle mogelijke schadeposten.
10. Schade kan ook omschreven worden als het negatieve verschil tussen de belangenpositie waarin een persoon zich bevindt na een verandering en de hypothetische belangenpositie waarin die persoon zich zou hebben bevonden indien die verandering niet had plaatsgehad. Deze alternatieve definitie van schade expliciteert tevens het causaal verband tussen schade en verandering.15 Om aansprakelijkheid vast te stellen is naast dit causaal verband tussen schade en verandering een causaal verband vereist tussen een AGF en die verandering.
11. Uit de definitie van schade als een verschil in belangenposities volgt dat schade in beginsel in concreto wordt vastgesteld, toegespitst op de specifieke belangenposities van de benadeelde.16 Schade is echter fundamenteel met onzekerheid behept. De hypothetische belangenpositie bepaalt immers de schade en is natuurlijk hypothetisch van aard.17 Schade heeft daarom in essentie een hypothetisch karakter.18 Dat impliceert dat schade nooit helemaal in concreto kan worden vastgesteld. Een zekere abstrahering19 is onvermijdelijk.20 Het is daarom juister te stellen dat schade zo concreet mógelijk moet worden vastgesteld. Bij het construeren van de hypothetische belangenpositie moet van een aantal veronderstellingen vertrokken worden. Tal van gebeurtenissen, aspecten en verbanden kunnen daarbij verkeerd worden ingeschat.21
12. Het bestaan van schade moet onderscheiden worden van de omvang van schade. Schade bestaat zodra een voordeel is verloren, i.e. een bepaald voordeel dat kleiner is geworden of het aantal voordelen dat is verminderd. De omvang van de schade is een antwoord op de vraag hoeveel kleiner een bepaald voordeel is geworden of hoeveel voordelen verdwenen zijn. De omvang van de schade mag niet verward worden met de omvang van de (schadevergoeding die wordt toegekend als vorm van) schadeloosstelling.
B. Morele schade
13. MaterieÌle schade is schade die in geld kan worden uitgedrukt.22 Het betreft het verlies van vermogensvoordelen, met andere woorden de aantasting van het vermogen.23 Met het begrip vermogen wordt gedoeld op het vermogen in feitelijk-economische zin.24 Bloembergen definieert dat treffend als volgt: «Datgene wat geldswaarde heeft, datgene wat op geld te waarderen is - waarbij onverschillig is of dit zich al dan niet belichaamd heeft in een recht - zulks onder aftrek van de passiva, dus van datgene wat negatieve geldswaarde heeft.»25
Het vermogen in juridische zin, i.e. de juridische algemeenheid die het geheel van de bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen omvat (art. 3.35 BW), is hier niet relevant. Zo impliceert het verlies van een recht niet noodzakelijk schade,26 terwijl het verlies van een recht wel steeds een aantasting betekent van het juridische vermogen. Materiële schade wordt ook wel patrimoniale schade genoemd.27 Helaas is dat ook de term die ingang vond in Boek 6 BW (art. 6.26, eerste lid).28 Dat is echter verwarrend, gezien «patrimoniaal» een juridisch begrip is en het daardoor zou kunnen lijken alsof de aantasting van het vermogen in juridische zin als schade wordt beschouwd.
14. Morele schade is het antoniem van materiële schade. Het is schade die níet in geld kan worden uitgedrukt.29 Het Hof van Cassatie30 en verschillende auteurs31 geven een positieve definitie van morele schade die gevat kan worden onder de aantasting van de gevoelswereld in de meest brede zin van het woord. Morele schade kan op positieve wijze dan ook omschreven worden als het verlies van gevoelsvoordelen, i.e. de aantasting van gevoelens die als positief worden ervaren.32 Met andere woorden, morele schade is elk negatief gevoel.
15. De vraag rijst hoe het begrip «morele schade» zich verhoudt tot het begrip «extrapatrimoniale schade» in artikel 6.26, tweede lid BW.
Extrapatrimoniale schade bestaat uit «alle niet-economische gevolgen van de aantasting van de fysieke of psychische integriteit». Alle niet-economische gevolgen van de aantasting van de «fysieke integriteit» omvatten enkel de morele schade die het gevolg is van persoonsveranderingen. Artikel 6.26, tweede lid BW spreekt echter ook over de niet-economische gevolgen van de aantasting van de «psychische integriteit». De aantasting van de psychische integriteit is echter geen persoonsverandering. De aantasting van de psychische integriteit is niet meer of niet minder dan morele schade zelf, het verlies van gevoelsvoordelen.33 Op die manier zit in artikel 6.26 BW ook de hierboven vooropgestelde, ruime definitie van morele schade vervat. Dat betekent dat het afzonderlijke opnemen van een enge definitie van morele schade als het verlies van de gevoelsvoordelen die het gevolg zijn van een persoonsverandering («alle niet-economische gevolgen van de aantasting van de fysieke integriteit») in artikel 6.26 BW overbodig is.
Het is verwarrend om morele schade als «extrapatrimoniale schade» te benoemen. Zoals hierboven werd aangegeven, is het immers niet het juridische vermogen dat de grens vormt tussen materiële en morele schade, maar het feitelijk-economische vermogen.34
16. Het heeft geen zin om morele schade positief te omschrijven aan de hand van toepassingsgevallen, gezien die principieel35 eindeloos zijn.36 Dat volgt uit de vaststelling dat álle mogelijke verloren voordelen als schade kwalificeren. De rechter beschikt over een grote beleidsruimte.37
17. Gevoelens vereisen gewaarwording. Daarom kunnen alleen mensen die bij bewustzijn zijn, morele schade lijden. Gevoelens zijn bovendien eigen aan levende wezens, waardoor rechtspersonen geen morele schade kunnen lijden.38 Aangezien het aantal verschillende negatieve gevoelens ongelimiteerd is (of die gevoelens minstens op een oneindig aantal verschillende manieren omschreven kunnen worden), is het aantal morele schadeposten dat in principe ook.
18. Morele schade heeft nog een groter hypothetisch karakter dan materieÌle schade. Niet alleen is de hypothetische belangenpositie van een benadeelde niet te bepalen, maar dat geldt ook voor zijn huidige belangenpositie. Niemand weet perfect hoe een andere persoon zich op een bepaald moment voelt. Gevoelens zijn immers persoonlijk.39 Ze zijn de allerindividueelste uitdrukking van een individu.40 Niemand anders heeft er rechtstreeks toegang toe, ook rechters en deskundigen niet. Toegang is slechts mogelijk via het gedrag of de getuigenissen van de schadelijder zelf.41 Dat is een bijkomend obstakel om schade met voldoende zekerheid42 en op concrete wijze vast te stellen. Bovendien kunnen mensen hun gevoelens veinzen of overdrijven.
Aangezien derden het bestaan van morele schade moeilijk kunnen vaststellen, is het vaststellen van de ómvang van de schade voor hen een nog moeilijkere opdracht. De derde heeft de keuze de benadeelde al dan niet te betrekken in zijn oordeel over de omvang van diens morele schade. Als hij dat niet doet, kan hij de schade zo concreet mogelijk in kaart te brengen door rekening te houden met individuele kenmerken van de schadelijder of andere elementen, waarvan we aannemen dat die doorgaans een impact hebben op de omvang van morele schade.43 Voor de meest concrete beoordeling van de omvang van de schade betrekt een rechter de schadelijder zelf. Hij is immers de enige die zijn gevoelens kan ervaren en er kan over rapporteren.44 Aan de hand van psychometrische schalen45 gebeurt die rapportering zo objectief mogelijk. De keerzijde van deze wijze van schadebeoordeling is de mogelijkheid tot overdrijving door de schadelijder. Die persoon zou kunnen liegen met het oog op het verkrijgen van een grotere schadeloosstelling. Dat is vooral een probleem als die schadeloosstelling in geld zou worden voorzien.46 Het is dan ook niet de bedoeling dat een rechter of deskundige zijn schadebeoordeling enkel en alleen baseert op de getuigenis van de schadelijder.
III. Het bestaan van morele schade
19. Zoals blijkt uit de begripsafbakening, is het in theorie onmogelijk om alle morele schadeposten in kaart te brengen. Het aantal vormen van morele schade is principieel eindeloos. Toch tekenen er zich in de praktijk grenzen af. Bepaalde morele schadeposten worden vaker gevorderd en/of toegekend dan andere. De nomenclatuur aan schadeposten die zich in de praktijk aftekent, is een weerspiegeling van evoluerende, maatschappelijke gevoeligheden.47
20. Het vaststellen van een uitgebreid aantal morele schadeposten door een rechter in een concreet geval kan door de benadeelde als een uitgebreide erkenning van zijn leed worden ervaren, terwijl dat niet noodzakelijk een uitgebreidere schadeloosstelling hoeft te betekenen.48 Het komt daarenboven het democratische principe van transparante rechtspraak ten goede. Een schadelijder moet kunnen weten waarvan een rechter precies de schadeloosstelling heeft bevolen.49 Het is daarom ook wenselijk dat de rechter de schadeposten steeds zo specifiek mogelijk omschrijft en meer specifieke schadeposten voorrang verleent boven meer algemeen omschreven schadeposten: damnum speciale derogat damno generali.
A. De ruime concipiëring van morele schade
21. De zeer ruime concipiëring van morele schade die in aanmerking komt voor schadeloosstelling vandaag, leidt tot verregaande consequenties. Elk negatief gevoel, hoe gering ook, maakt morele schade uit.
Dat bekent in de eerste plaats dat het aantal morele schadeposten eindeloos kan uitdeinen. Er sijpelen nieuwe morele schadeposten, zoals onvoorbereidheidsschade (het gevoel niet voorbereid te zijn op de verwezenlijking van de risico’s van een medische behandeling) en angstschade, het Belgische recht binnen.
In de tweede plaats betekent dit dat aan geen enkele morele schadepost een minimumdrempel gesteld kan worden. Zo komt elke vorm van gehechtheidsschade (de morele schade die ontstaat uit het verlies of de aantasting van een voorwerp waaraan men gehecht was), overlijdensschade (het verlies van affectieve gevoelens), genegenheidsschade (medelijden), rouwschade en angstschade voor schadeloosstelling in aanmerking. De rechtspraak en de rechtsleer worstelen daarmee. Gehechtheidsschade en genegenheidsschade in verband met dieren worden door sommigen niet aanvaard omdat het leed verwaarloosbaar zou zijn.50 De omvang van genegenheidsschade in verband met mensen wordt dan weer strenger beoordeeld als men geen nauwe band heeft met de getroffene.51 Hetzelfde geldt voor overlijdensschade.52 Normale rouw wordt door sommige rechters niet als rouwschade opgevat die in aanmerking komt voor schadeloosstelling (er moet sprake zijn van pathologische rouw),53 net zoals angst die niet ernstig zou zijn.54 In het huidige recht kunnen rechters daarvoor echter geen houvast vinden. Het is aan de wetgever om in te grijpen als die dat onwenselijk zou vinden.
B. Overlappende morele schadeposten
22. Het blijkt geen sinecure om morele schadeposten strikt af te lijnen. Er zijn op verschillende manieren overlappingen vastgesteld tussen verschillende soorten schadeposten:
- Voor het vaststellen van de omvang van seksuele genoegensschade wordt weleens de familiale toestand meegewogen,55 terwijl dat element enkel relevant kan zijn voor de schadepost van het verlies van zekerheid op nageslacht (de emotionele weerslag van de fysieke onmogelijkheid kinderen te kunnen krijgen).56
- Als een dier overlijdt, wordt in de overlijdensschade die daardoor ontstaat, vaak meegewogen dat het baasje al een hele lijdensweg heeft afgelegd met het dier vooraleer het overlijdt.57 Die lijdensweg is echter een vorm van genegenheidsschade.
- Bij het vaststellen van de omvang van overlijdensschade en genegenheidsschade in verband met dieren en mensen houden rechters rekening met de schok die personen ervaren door de confrontatie met de letsels of het sterven van het dier58 of de mens59. Die schok kan in theorie ook onder een aparte schokschadepost gevat worden. Dat is echter niet wenselijk. De zuivering van de post overlijdensschade door het gebruik van een schokschadepost gaat ten koste van een overlapping met rouwschade. Een emotionele schok door de confrontatie met (de omstandigheden van) een overlijden heeft ook een impact op de rouw ten gevolge van dat overlijden. In de klinische praktijk wordt dan ook geen onderscheid gemaakt tussen de emotionele schade door de confrontatie met een overlijden en de rouw die het gevolg is van dat overlijden.60 Als een persoon geschokt is door de letsels van een andere persoon,61 en dus niet door zijn overlijden, dan zou schokschade ook naast genegenheidsschade kunnen bestaan. Hier rijst er echter evenzeer een probleem van overlap. Volgens mij is het niet mogelijk om het onderscheid te maken tussen het medelijden met een andere persoon en de emotionele schok ten gevolge van de confrontatie met de letsels van die andere persoon.
- Morele schade ex haerede betreft het bewustzijn van diens nakend overlijden,62 wat eigenlijk een vorm van angstschade is.
- Het verlies van de zekerheid op kleinkinderen wordt meegewogen onder de overlijdensschade van grootouders die hun enig kind, of al hun kinderen, verliezen,63 terwijl dat negatieve gevoel beter past onder de seksuele schadepost verlies van zekerheid op nageslacht.
- Medelijden dat aanleiding geeft tot genegenheidsschade, kan soms ook veeleer een vorm van angstschade zijn.64
- Genegenheidsschade wordt ook niet altijd onderscheiden van overlijdensschade.65 Hetzelfde geldt voor overlijdensschade en rouwschade.66
- Het verlies van zelfgevoel en eigenwaarde67 lijkt dan weer niet te onderscheiden van onmachtschade (het gevoel van onmacht dat gepaard gaat met het besef dat ongevraagd een ingrijpende medische ingreep op de persoon werd uitgevoerd).68
23. Niet alle overlappingen kunnen vermeden worden, omdat het moeilijk, zo niet onmogelijk is om specifieke gevoelens en de factoren die impact hebben op de omvang ervan, op een uitputtende wijze te omschrijven. De relevantie van de vastgestelde, onvermijdbare, overlappingen zal in het laatste deel van dit artikel duidelijk worden.
IV. De schadeloosstelling van morele schade
24. De schadeloosstellingsplicht van de aansprakelijke is een verplichting de schade te doen verdwijnen.69 Voor vele rechters en auteurs betekent dat de benadeelde, zo goed/veel mogelijk, plaatsen in de belangenpositie waarin die zich zou hebben bevonden als de verandering niet had plaatsgevonden.70 De opstellers van Boek 6 BW geven dezelfde invulling aan die juridische plicht.71 Wat betreft materiële schade staat dat met zoveel woorden in de wet (art. 6.31, § 1, eerste lid BW).
De benadeelde plaatsen in zijn hypothetische belangenpositie doet echter enkel materiële schade volledig verdwijnen. Die is dan immers weer zo rijk als hij zou zijn geweest zonder de ingetreden verandering. De schade die in het verleden bestond, is volstrekt irrelevant geworden.72 Bij morele schade73 is dat niet het geval. Negatieve gevoelens uit het verleden krijgen een plaats in onze herinneringen. We dragen ze een leven lang mee. Ook als de effectieve belangenpositie het niveau van de hypothetische positie heeft bereikt, blijft er dus morele schade bestaan. Alleen het toekomstige bestaan van morele schade wordt daardoor uitgesloten.
25. Morele schade is daarom een schadeveld. De benadeelde plaatsen in de belangenpositie waarin die zich zou hebben bevonden als de verandering niet had plaatsgevonden, bakent dat veld slechts af. Het zorgt er slechts voor dat er geen sprake meer kan zijn van toekomstige schade.74 Om de volledige morele schade te doen verdwijnen zouden ook de negatieve gevoelens uit het verleden ongedaan moeten worden gemaakt. Natuurlijk heeft een rechter geen vat meer op het verloop van iemands gevoelsbeleving vóór het moment dat hij er uitspraak over moet doen. Een rechter kan het verleden niet beïnvloeden. Het schadeveld kan daarom slechts «goedgemaakt» of «gecompenseerd» worden. Morele schade kan gecompenseerd worden door iets anders aan te bieden dat de negatieve gevoelens uit het verleden probeert «goed te maken».75 Compensatie is een vorm van troost.76 De term compensatie geeft zelf al aan dat het niet gaat om een echt «herstel». Er wordt daarentegen een vervangende prestatie aangeboden die op een meer abstract niveau een zeker evenwicht beoogt te «herstellen».77 Door die compensatie wordt de benadeelde erkend in zijn slachtofferschap.78 Compensatie van morele schade wordt daarom ook wel «genoegdoening» genoemd.79
26. De plicht tot «schadeloosstelling», het doen verdwijnen van schade, is bij morele schade dus tweeërlei. Ze bestaat uit een plicht tot herstel en een plicht tot compensatie. De schade moet in de eerste plaats beëindigd worden door de benadeelde, zo goed mogelijk, te plaatsen in de belangenpositie waarin die zich zou hebben bevonden als de verandering niet had plaatsgevonden. Die verplichting geldt dus niet alleen voor materiële schade, wat artikel 6.31, § 1, eerste lid BW wel doet uitschijnen. In de toelichting wordt terecht aangegeven dat deze herstelplicht ook geldt voor morele schade.80 In de tweede plaats moet het schadeveld gecompenseerd worden, door het schadeveld goed te maken.
A. Herstel van morele schade
27. Ten onrechte gaat men ervan uit dat morele schade nooit hersteld kan worden.81 Veel lijden kan wel degelijk stopgezet of gemilderd worden en dus kunnen benadeelden (soms slechts ten dele) effectief teruggeplaatst worden in de voordeelpositie waarin ze zich zouden hebben bevonden als een verandering niet had plaatsgevonden.82 Rechters moeten een middel bepalen dat het leed (deels) kan «genezen», denk hierbij aan een medische of psychische behandeling.83 Ze laten zich daarvoor het best bijstaan door een arts, psycholoog of psychiater.84 Vervolgens staat een rechter voor de moeilijke keuze die middelen in de vorm van een herstel in natura toe te kennen, of in de vorm van een schadevergoeding.85 De rechter kan bij wijze van herstel in natura immers bevel geven, op kosten van de aansprakelijke, derden bepaalde maatregelen te laten uitvoeren (art. 6.33, § 1, tweede lid BW). De rechter kan echter evenzeer kiezen voor een schadevergoeding. Als de rechter een schadevergoeding toekent, dan wordt die op deze manier geenszins ex aequo et bono bepaald. Ze is immers gebaseerd op de concrete mogelijkheden om het leed van het slachtoffer te verzachten.86
28. Het herstel van schade wordt beheerst door de regel van het integrale herstel. De schade is de enige maatstaf voor het herstel ervan.87 Dat betekent echter niet noodzakelijk dat de schadevergoeding groter wordt als de omvang van de morele schade groter is. Het betekent alleen dat de rechter zich bij het bepalen van het middel tot «genezing» enkel en alleen door de (omvang) van de concrete morele schade mag laten leiden.
29. Voor alle morele schadeposten geldt dat de geestelijke gezondheidszorg steeds een effectief middel tot «genezing» kan zijn. Zij houdt zich immers met niets anders bezig dan de innerlijke gevoelsbeleving. Zo kan een psychiater of psycholoog negatieve gevoelens draaglijker maken, verlichten, of zelfs doen ophouden.88 Voor een aantal van de onderzochte morele schadeposten werden meer specifieke middelen tot «genezing» geïdentificeerd. Voor morele schadeposten die het gevolg zijn van een persoonsverandering bijvoorbeeld, is de klassieke geneeskunde vaak een zeer effectief middel tot herstel van de geleden schade (bv. het stopzetten van pijn door het opereren van een wonde).89 De geneeskunde streeft naar de genezing van letsels. De genezing zal veelal resulteren in een vermindering of zelfs een beëindiging van de negatieve gevoelens die het gevolg zijn van die letsels. Voor morele schadeposten die het gevolg zijn van een voorwerpsverandering, kan de reparatie of de vervanging van het voorwerp een geschikt middel zijn. Dierengeneeskunde zal dan weer vaak de genegenheidsschade ten gevolge van dierenveranderingen kunnen stopzetten.
B. Compensatie van morele schade
30. Naast een herstelplicht bestaat er een compensatieplicht voor de aansprakelijke. Die compensatie vindt veelal plaats in geld.90 Die geldsom heeft niet tot doel de benadeelde in staat te stellen zich bepaalde genoegens te verschaffen die diens leed salderen. Het is immers niet de bedoeling om met een compensatie het leed stop te zetten, daartoe dient het herstel van schade. Daarnaast valt het te betwijfelen dat psychische saldering uÌberhaupt mogelijk is.91
31. Overeenkomstig de regel van de integrale compensatie moet een compenserende schadevergoeding in principe in verhouding staan tot de omvang van het ondergane leed.92 Er is evenwel geen wettelijke maatstaf, basiseenheid voorhanden die toelaat de vastgestelde omvang van de morele schade in cijfers om te zetten.93 De indicatieve tabel lost dat probleem wel op voor een aantal schadeposten. Die voorziet in richtbedragen die in verhouding staan tot een bepaalde omvang van specifieke morele schadeposten ter compensatie van die schade. Die bedragen kunnen door een rechter aangepast worden aan de concrete omvang van de schade.94
Voor morele schadeposten die niet in de indicatieve tabel voorkomen, moeten rechters vertrekken van onuitgesproken basisbedragen die ze afleiden uit eerdere rechterlijke uitspraken en die ze vervolgens aanpassen in functie van de omvang van de geleden morele schade die voorligt.95 Artikel 6 Ger.W. bemoeilijkt de uitvoering van die verplichting. Het artikel bepaalt dat rechters geen uitspraak doen bij wege van algemene en als regel geldende beschikking. Het komt aan de wetgever toe rechters te binden aan een bepaald basisbedrag. Dat betekent dat rechters de door hen toegekende vergoedingen niet expliciet kunnen steunen op een verwijzing naar basisbedragen die ze afleiden uit andere rechtspraak.96 Rechters moeten steeds motiveren waarom ze van precies die bedragen vertrekken.97 Dat is echter niet mogelijk, omdat elk basisbedrag een willekeurig bedrag is. Elk bedrag kan als basisbedrag gelden, omdat morele schade niet in geld is uit te drukken.
32. Overeenkomstig artikel 6.36, derde lid BW kan een rechter een forfaitaire vergoeding opleggen als het onmogelijk is om een compenserende vergoeding op te leggen die in verhouding staat tot de omvang van het ondergane leed. Het betreft een uitzondering op het principe van de integrale compensatie van morele schade. De indicatieve tabel voorziet in dergelijke vaste vergoedingen voor het verlies van een studiejaar.
33. De problemen verbonden aan de integrale compensatie verdwijnen als de compensatie anders dan in geld wordt voorzien. Vandaag is veelal sprake van de rechterlijke verklaring en excuses. Zo zou de loutere rechterlijke vaststelling van de aansprakelijkheid voor de geleden morele schade de compensatie van dat leed kunnen vormen.98
Excuses zijn een andere manier van compensatie. Ze zijn uitermate doeltreffend voor de erkenning van het leed van de benadeelde.99 Zelfs afgedwongen excuses hebben hun nut.100 Het Hof van Cassatie bevestigde in 2021, op basis van het oud BW, dat afgedwongen excuses in BelgieÌ wel degelijk een vorm van compensatie in natura van morele schade kunnen zijn.101 Afdwongen excuses kunnen bovendien verenigbaar zijn met de vrijheid van meningsuiting die vervat ligt in artikel 10 EVRM.102
V. Algemene conclusie en aanbevelingen
34. Een benadeelde schadeloosstellen voor diens morele schade is geen sinecure. Echter, het hérstel van de schade is geen groot probleem. De crux van de problematiek kan daarentegen gesitueerd worden in de regel van de integrale compensatie die de compensatie in geld van morele schade beheerst. De problemen van de integrale compensatie hebben betrekking op enerzijds het vinden van een richtbedrag en anderzijds het aanpassen van dat richtbedrag aan de omvang van de morele schade die voorligt.
35. Als een compensatie in geld wordt toegekend, dwingt de regel van de integrale compensatie rechters om een schadevergoeding te bepalen die in verhouding staat tot de omvang van het ondergane leed. Dat betekent dat rechters op zoek moeten naar richtbedragen die een bepaalde omvang van een bepaalde morele schadepost vertolken. De indicatieve tabel biedt dergelijke bedragen aan. De richtbedragen in de indicatieve tabel zijn slechts voor een heel beperkt aantal morele schadeposten voorhanden.
Voor gevallen die niet in de tabel opgenomen zijn, moeten rechters zich vandaag noodgedwongen wenden tot de reeds bestaande rechtspraak. Ze kunnen daarin op zoek gaan naar een richtbedrag voor een bepaald type morele schade. Problematisch is dat er verschillende basisbedragen in omloop kunnen zijn. Bovendien is deze methode onwerkbaar als de benadeelde een bedrag vordert dat lager ligt dan het basisbedrag. Het grootste probleem is artikel 6 Ger.W., dat rechters verbiedt om de basisbedragen uit andere uitspraken op een transparante manier over te nemen. Uiteindelijk bepalen de feitenrechters onaantastbaar of er sprake is van integrale compensatie of niet.
36. Zelfs als een richtbedrag kan worden bepaald voor het soort morele schade dat voorligt, moet de rechter dat bedrag vervolgens aanpassen aan de concrete omvang van de morele schade die voorligt. Er bestaat echter geen wettelijk te gebruiken schaal die de beoordeling van de schade vereenvoudigt. Een rechter moet nu in principe steeds exact bepalen in hoeverre de omvang van de concrete schade afwijkt van de omvang van de schade die overeenstemt met het richtbedrag. Dat is een onmogelijke opdracht. De indicatieve tabel voorziet voor bepaalde schadeposten wel in zo’n schaal, maar voor het merendeel van de schadeposten tasten rechters in het duister.
37. Er zijn twee verschillende oplossingen denkbaar voor de problemen die gepaard gaan met de integrale compensatie van morele schade in geld:
1. De integrale compensatie loslaten: forfaitaire vergoedingen
38. Als we de regel van de integrale compensatie loslaten, betekent dit dat voor de compensatie van morele schade enkel nog een forfaitaire vergoeding kan worden toegekend. De toegekende vergoeding staat dan niet meer in verhouding tot de omvang van het ondergane leed. Dat zorgt ervoor dat rechters niet meer op zoek moeten naar richtbedragen en dat ze die richtbedragen niet meer moeten proberen aan te passen aan de omvang van het leed. Voor elke morele schade, hoe klein of hoe groot ook, wordt dezelfde forfaitaire vergoeding toegekend.
Over de hoogte van deze vergoeding kan een maatschappelijk debat plaatsvinden. Hierbij moet wel in het achterhoofd gehouden worden dat het doel van de vergoeding niet het herstel van de morele schade is. Dat betekent dat een hoge vergoeding niet mag gerechtvaardigd worden vanuit de idee dat een benadeelde zich met die vergoeding geneugten kan verschaffen die zijn leed doen vergeten. Het debat moet daarentegen gericht zijn op de vraag welk bedrag voor de nodige erkenning kan zorgen van de morele schade die een benadeelde in het verleden heeft geleden.103
39. Sommige auteurs hekelen het toekennen van gelijke vergoedingen voor verschillend moreel leed, omdat zo het concrete lijden van de benadeelde genegeerd wordt.104 Volgens mij is dat niet noodzakelijk het geval. Een vergoeding ter compensatie wordt pas toegekend nadat een rechter het bestaan en de omvang van de schade heeft vastgesteld. Die beoordeling moet in principe zo concreet mogelijk gebeuren. De rechter moet niet alleen het bestaan van het leed van de benadeelde vaststellen, maar hij moet ook inschatten welke proporties dat leed precies aanneemt. Als de rechter vervolgens een forfaitaire vergoeding toekent, dan negeert hij daarmee niet het concrete karakter van de schade. Met een compenserende vergoeding erkent een rechter het leed van de benadeelde, zoals dat door hem specifiek is geleden (de benadeelde leest in de rechterlijke uitspraak conform de regel van de vaststelling in concreto van schade immers precies welke morele schade hij ten belope van welke omvang heeft geleden). Dat aan elke benadeelde hetzelfde bedrag wordt toegekend, staat die erkenning niet in de weg. Deze wijze van compensatie is volgens mij dan ook geen schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Verschillende situaties worden wel degelijk verschillend behandeld. Bovendien zal het herstel (niet de compensatie) dat wordt toegekend voor elke morele schadepost, grondig verschillen van schadelijder tot schadelijder.
2. De integrale compensatie afzwakken: gebruik van schalen
40. De problemen met de integrale compensatie verdwijnen ook als schalen met een vaste indeling worden gebruikt voor het bepalen van de omvang van morele schadeposten. Voor elk niveau moet er dan in een vaste schadevergoeding worden voorzien. De indicatieve tabel werkt vandaag op zo’n manier wat betreft pijn en esthetische schade.
Alle schadeposten zouden zelfs met eenzelfde, universele schaal beoordeeld kunnen worden. Dat betekent dat voor alle morele schadeposten, uiteraard afhankelijk van de omvang ervan, dezelfde vergoedingen worden toegekend. Vandaag liggen de vergoedingen voor verschillende schadeposten soms sterk uit elkaar. Voor discriminatie wordt een andere vork aan vergoedingen gebruikt dan voor pijn.105 Het gebruik van een universele schaal vermijdt een arbitraire rangschikking in volgorde van belangrijkheid van morele schadeposten.
41. Een bijkomend probleem voor de integrale compensatie van morele schade in geld is de vaststelling die hierboven werd uitgelicht dat vele morele schadeposten inhoudelijk blijken te overlappen. Als overlappende schadeposten met geld worden gecompenseerd (bv. zowel morele schade ex haerede als angstschade), wordt dezelfde schade in feite meerdere keren vergoed en dat acht het Hof van Cassatie onwettig.106 Om dat te vermijden kan beter eÌeÌn enkele geldsom worden toegekend voor alle schadeposten samen.
42. Het afzwakken van de integrale compensatie door het gebruik van schalen op te leggen aan rechters voor het vaststellen van verschillende schadeposten, is onverenigbaar met het toekennen van eÌeÌn compenserende vergoeding voor alle morele schade samen. Als slechts eÌeÌn vergoeding wordt toegekend voor alle morele schade samen, dan betekent dit dat alle morele schade ook samen geëvalueerd moet worden. De gehele morele schade moet dan met eÌeÌn schaal beoordeeld worden. Aan elk niveau van de schalen die gebruikt worden om de morele schadeposten te boordelen, is immers een vergoeding gekoppeld. Als voor elke morele schadepost een schaalbeoordeling zou worden gemaakt, dan zou er voor elke morele schadepost ook een afzonderlijke vergoeding bepaald worden (nadien worden die vergoedingen weliswaar opgeteld). Zo ontstaat dan weer het risico dat dezelfde schade meerdere keren vergoed wordt.
Het beoordelen van alle morele schade samen is een onmogelijke opdracht. Als het voor een rechter al moeilijk is om de omvang van pijn in te schatten op een schaal, dan is het onmogelijk om bijvoorbeeld de omvang van de pijn, samen met de esthetische schade en de reputatieschade op één schaal in te schatten.
43. Het toekennen van eÌeÌn compenserende vergoeding voor alle morele schade samen is dus enkel realistisch in het scenario dat de integrale compensatie volledig losgelaten wordt en enkel nog een forfaitaire vergoeding wordt toegekend.
Hoewel eÌeÌn forfaitaire vergoeding voor alle morele schade samen de concrete vaststelling van de schade niet noodzakelijk overbodig maakt, kan het nut ervan wel in vraag gesteld worden als er geen gevolg meer aan gekoppeld is. Waarom zouden rechters nog de moeilijke inschattingsoefening moeten maken over de gevoelsbeleving van de benadeelde, als die toch niet bepalend is voor de omvang van de compenserende vergoeding? Als voor morele schade steeds dezelfde, forfaitaire vergoeding wordt toegekend, dan wordt de beoordeling in concreto van de omvang van de morele schade minder belangrijk. De omvang van de morele schade blijft van belang voor het bepalen van het herstel van de schade, maar hij hoeft niet meer nauwkeurig te worden gekwantificeerd teneinde er een compenserende vergoeding aan te kunnen koppelen die ermee in verhouding staat.
44. In het licht van de besproken problemen is het nuttig dat de compensatie in geld van morele schade beperkt wordt tot eÌeÌn forfaitaire vergoeding voor de gehele morele schade van de benadeelde.
1 Het doctoraal proefschrift werd uitgegeven als monografie bij uitgeverij Intersentia: Schollaert V., Morele schade. Het bestaan en de schadeloosstelling van morele schade in het Belgisch buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Intersentia, 2025, 443 p.
2 Kruithof M., «Een kritische analyse van het concept causaliteit in het ontwerp van de commissie tot hervorming van het aansprakelijkheidsrecht», TPR 2021, (269) 272.
3 Bocken H., Boone I. en Kruithof M., Inleiding tot het schadevergoedingsrecht. Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 8.
4 De Page H., Traité élémentaire de droit civil Belge, II, Les incapables. Les obligations (première partie), Brussel, Bruylant, 1964, 947; Dirix E., Het begrip schade, Antwerpen, Kluwer, 1984, 13; Simoens D., Buitencontractuele aansprakelijkheid. Beginselen van Belgisch Privaatrecht, II, Schade en schadeloosstelling, Gent, Story Scientia, 1999, 13; Simoens D., «De indicatieve tabel: de belangrijkste innovatie in het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht sinds 1804?» in KONINKLIJK VERBOND VAN DE VREDE- EN POLITIERECHTERS (ed.), Indicatieve tabel 2012, Brugge, die Keure, 2012, (71) 73; Zie GALI H., Le préjudice moral. Etude de droit de la responsabilité civile, Parijs, Dalloz, 2021, 1-2.
5 Kruithof M., «Privaatrechtelijke facetten van algemeenbelangacties bij de Belgische justitiële rechter» in VERENIGING VOOR DE VERGELIJKENDE STUDIE VAN HET RECHT VAN BELGIË EN NEDERLAND (ed.), Preadviezen 2020-2021. De algemeenbelangactie en de civiele rechter. Oplichting, Antwerpen, Boom juridisch en Boom juridisch Antwerpen, 2021, (73) 134: «[...] het in de Belgische leer weinig geanalyseerde fenomeen «morele schade».».
6 Cornelis L., «Actuele tendensen bij de vergoeding van morele schade» in Fagnart J.-L. en Pire A. (eds.), Problèmes actuels de la réparation du dommage corporel, Brussel, Bruylant, 1993, (109) 175: «Een nauwkeurige afbakening van de verschillende begrippen [zoals morele schade] kan op termijn voor nieuwe krachtlijnen in het aansprakelijkheidsrecht zorgen. Verder onderzoek is dan ook noodzakelijk.».
7 Akkermans A., Hulst M., Claassen L. e.a., Affectieschade. Slachtoffers en aansprakelijkheid. Een onderzoek naar behoeften, verwachtingen en ervaringen van slachtoffers en hun naasten met betrekking tot het civiele aansprakelijkheidsrecht. Deel II: affectieschade, Den Haag, Boom Lemma, 2015, 87.
8 Zie ibid., 27-28.
9 Cornelis L., «De vergoedbare schade zoals U haar nooit eerder zag», Law back on track, 2023, 2, https://www.lawbackontrack.org/uploads/20230524_Boek-6-NBW_LCDe-vergoedbare-schade.pdf; Schollaert V., «Het nieuwe buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. Een verkennende analyse», NJW, 2023, (374) 378; Vgl. Kruithof M., «Schade, schadeloosstelling en reparatiekosten: een doctrinale analyse van de vetusiteitsaftrek op basis van een scherpgesteld begrippenkader» in Recente ontwikkelingen in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. ICAV IV, Antwerpen, Intersentia, 2022, (11) 53-54.
10 Zie Schollaert V., «Het tweeledige schadebegrip in het wetsvoorstel houdende boek 6 «Buitencontractuele aansprakelijkheid» van het Burgerlijk Wetboek», TBBR 2023, afl. 8, 377.
11 Cass. 16 januari 1939, Pas. 1939, 25; Cass. 28 oktober 1942, Pas. 1942, 261; Cass. 2 mei 1955, Arr.Cass. 1955, 725; Cass. 4 september 1972, Arr.Cass. 1973, 1; Cass. 17 oktober 2016, AR nr. C.09.0414.F, RGAR 2017, 15389; Cass. 17 oktober 2016, AR nr. C.11.0062.F, RGAR 2017, 15388; Cass. 13 april 2018, AR nr. C.13.0302.F, JLMB 2018, 1076; Cass. 5 juni 2020, AR nr. C.19.0396.F, TBBR 2022, 338; Dalcq R.O., Traité de la responsabilité civile, II, Le lien de causalité. Le dommage et sa réparation, Brussel, Larcier, 1962, 287; Lemmens C., Voorafgaande wilsverklaringen met betrekking tot het levenseinde, Antwerpen, Intersentia, 2014, 819; Van Gerven W. en Van Oevelen A., Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2021, 453.
12 Vgl. Jourdain P., «Conclusion prospective», Gazette du Palais 2014, (36) 36: «un préjudice unique, bien identifiable et difficilement divisible».
13 Zie Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 41-53; Zie Dirix E., Het begrip schade, Antwerpen, Kluwer, 1984, 18-22; Zie Colson P., «La définition du dommage comme lésion d’un intérêt stable et légitime?» in Robaye R. (ed.), Questions spéciales relatives à la réparation du dommage, Limal, Anthemis, 2017, (7) 19-27; Zie Dubuisson B., «Quelques réflexions sur la notion de dommage. Plaidoyer pour un retour aux sources» in Verantwoord aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2017, (315) 318-320; Zie ook Kruithof M., Tort Law in Belgium, Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2018, 42; Zie ook Kruithof M., «Schade, schadeloosstelling en reparatiekosten: een doctrinale analyse van de vetusiteitsaftrek op basis van een scherpgesteld begrippenkader» in Recente ontwikkelingen in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. ICAV IV, Antwerpen, Intersentia, 2022, (11) 13. Voor een moderne conceptie van schade als een belang beschermd door het recht zie Dubuisson B., «Quelques réflexions sur la notion de dommage. Plaidoyer pour un retour aux sources» in Verantwoord aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2017, 315-336.
14 Bocken H., Boone I. en Kruithof M., Inleiding tot het schadevergoedingsrecht. Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 51; Dubuisson B., «L’arrêt de la Cour de cassation du 14 novembre 2014 sur la vie préjudiciable - l’être ou le néant: l’alternative illégitime» (noot onder Cass. 14 november 2014), JT 2015, (209) 215); Kruithof M., Tort Law in Belgium, Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2018, 43.
15 Bloembergen A.R., Schadevergoeding bij onrechtmatige daad, Deventer, Kluwer, 1965, 14.
16 Zie Dirix E., «Abstracte en concrete schade», RW 2000-01, (1329) 1329; Zie Cornelis L., «Werkelijkheids- en zekerheidsgehalte van schade en schadeherstel» in Van Den Bossche M. (ed.), De indicatieve tabel. Een praktisch werkinstrument voor de evaluatie van menselijke schade, Gent, Larcier, 2001, (21) 27; Van Ommeslaghe P., Les obligations De Page. Traité de droit civil Belge, II, Sources des obligations, Brussel, Bruylant, 2013, 1543.
17 Viaene J., «Menselijke schade in het gemene recht en in het sociale recht. Een beknopte vergelijking van begrippen», RW 1984, (1793) 1798; Cornelis L., «Actuele tendensen bij de vergoeding van morele schade» in Fagnart J.-L. en Pire A. (eds.), Problèmes actuels de la réparation du dommage corporel, Brussel, Bruylant, 1993, (109) 129.
18 Bloembergen A.R., Schadevergoeding bij onrechtmatige daad, Deventer, Kluwer, 1965, 17; Zie Viaene J., Schade aan de mens, III, Evaluatie van de gezondheidsschade, Antwerpen, Kluwer, 1976, 350-354; Cornelis L. en Vuillard I., «Le dommage» in Responsabilités. Traité théorique et pratique, 2000, Dossier 10, (3) 5: «Il ne s’agit pas d’une science exacte: l’accident ayant eu lieu et le cours de l’histoire ne pouvant plus être reconstitué, il est impossible de savoir ce qui se serait passé en son absence.».
19 Zie Dirix E., «Abstracte en concrete schade», RW, 2000-01, (1329) 1329; Zie Cornelis L., «Werkelijkheids- en zekerheidsgehalte van schade en schadeherstel» in Van Den Bossche M. (ed.), De indicatieve tabel. Een praktisch werkinstrument voor de evaluatie van menselijke schade, Gent, Larcier, 2001, (21) 27-33.
20 Zie Cornelis L., «Werkelijkheids- en zekerheidsgehalte van schade en schadeherstel» in Van Den Bossche M. (ed.), De indicatieve tabel. Een praktisch werkinstrument voor de evaluatie van menselijke schade, Gent, Larcier, 2001, (21) 29.
21 Ibid., 27.
22 Pirson R. en De Ville A., Traité de la responsabilité civile extra-contractuelle, Brussel, Bruylant, 1935, 504; De Page H., Traité élémentaire de droit civil Belge, II, Les incapables. Les obligations (première partie), Brussel, Bruylant, 1964, 953; Dirix E., Het begrip schade, Antwerpen, Kluwer, 1984, 61.
23 Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 37; Ronse J., De Wilde L., Claeys A. e.a., Schade en schadeloosstelling APR, Gent, Story Scientia, 1988, 35; Simoens D., Buitencontractuele aansprakelijkheid Beginselen van Belgisch Privaatrecht, II, Schade en schadeloosstelling, Gent, Story Scientia, 1999, 59; Vansweevelt T. en Weyts B., Handboek Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Larcier-Intersentia, 2025, 840-841; Van Ommeslaghe P., Les obligations De Page. Traité de droit civil Belge, II, Sources des obligations, Brussel, Bruylant, 2013, 1601; Bocken H., Boone I. en Kruithof M., Inleiding tot het schadevergoedingsrecht. Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 61; Mathy I. en Schultz G., Lexique juridique belge, Brussel, Larcier, 2021, 148. Het is overbodig hier ook expliciet het lucrum cessans te willen benoemen, gezien dat in het hogere deel van de begripsafbakening van schade reeds werd geïncorporeerd. Toch wordt het soms expliciet meegenomen in een definitie van materiële schade. Zo definieert Ronse (Ronse J., De Wilde L., Claeys A. e.a., Schade en schadeloosstelling APR, Gent, Story Scientia, 1988, 35.) materiële schade als: «Dit is het nadeel, dat ontleed wordt als een economische vermindering van het vermogen of als de materiële of fysieke verhindering van een aanwas van dit vermogen.».
24 Andre R., Traité de la réparation et du dommage moral, Antwerpen, Imp. Gén. Anversoises, 1955, 18.
25 Bloembergen A.R., Schadevergoeding bij onrechtmatige daad, Deventer, Kluwer, 1965, 22.
26 Cass. 21 juni 1990, Arr.Cass. 1989-90, 1358; Cass. 19 maart 1991, Arr.Cass. 1990-91, 755; Vgl. Kruithof M., «Schade, schadeloosstelling en reparatiekosten: een doctrinale analyse van de vetusiteitsaftrek op basis van een scherpgesteld begrippenkader» in Recente ontwikkelingen in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. ICAV IV, Antwerpen, Intersentia, 2022, (11) 22.
27 Simoens D., Buitencontractuele aansprakelijkheid Beginselen van Belgisch Privaatrecht, II, Schade en schadeloosstelling, Gent, Story Scientia, 1999, 59; Crielaard J.-M., Dumont P., Papart T. e.a., «Les préjudices particuliers» in LA CONFERENCE LIBRE DU JEUNE BARREAU DE LIÈGE (ed.), Nouvelle approche des préjudices corporels. Evolution! Revolution? Resolutions ..., Luik, Anthemis, 2009, (119) 119; Vansweevelt T. en Weyts B., Handboek Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Larcier-Intersentia, 2025, 840-841; Bocken H., Boone I. en Kruithof M., Inleiding tot het schadevergoedingsrecht. Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 61; Dubuisson B. en Colson P., «Nomenclature des préjudices réparables» in Dubuisson B. en Jourdain P. (eds.), Le dommage et sa réparation dans la responsabilité contractuelle et extracontractuelle. Etudes de droit comparé, Brussel, Bruylant, 2015, (595) 614; Verhoeven D., «Verbintenis uit buitencontractuele aansprakelijkheid» in Privaatrecht in hoofdlijnen. Volume 2. Overzicht van het privaatrecht, Leuven, LeA Uitgevers, 2022, (527) 362.
28 De Commissie Justitie stemde een amendement weg dat het begrip patrimoniale schade verving door materiële schade (Wetsvoorstel houdende boek 6 «Buitencontractuele aansprakelijkheid» van het Burgerlijk Wetboek. Amendementen, 2023-2024, 22 november 2023, 55-3213/006, 6).
29 Fagnart J.-L., «Définition des préjudices non économiques» in LA CONFERENCE LIBRE DU JEUNE BARREAU DE LIÈGE (ed.), Préjudices extra-patrimoniaux: vers une évaluation plus précise et une plus juste indemnisation, Luik, Editions du Jeune Barreau de Liège, 2004, 25-57; Bocken H., Boone I. en Kruithof M., Inleiding tot het schadevergoedingsrecht. Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 61; Dat betekent natuurlijk niet dat men zich geen beeld kan vormen van de omvang van de morele schade, of dat voor de schadeloosstelling geen schadevergoeding kan worden begroot (Lindenbergh S., Smartengeld, Deventer, Kluwer, 1998, 57-58 en 221.). Hierboven werd er al op gewezen dat die concepten moeten onderscheiden worden, supra rn. 12.
30 Cass. 2 juni 2025, AR nr. S.22.0022N/S.22.0023.N: «Morele schade is schade in de zin van deze bepaling [art. 1382 oud BW]. Zij bestaat uit pijn, smart of enig ander moreel leed.».
31 Pirson R. en De Ville A., Traité de la responsabilité civile extra-contractuelle, Brussel, Bruylant, 1935, 504; De Page H., Traité élémentaire de droit civil Belge, II, Les incapables. Les obligations (première partie), Brussel, Bruylant, 1964, 953; Andre R., La réparation du préjudice corporel, Brussel, Story-Scientia, 1986, 239; De Temmerman B., «Voorbehoud en «herziening» naar gemeen recht bij vergoeding van lichamelijke schade. Omtrent de mogelijkheid van het bekomen van een bijkomende schadevergoeding na een eerste vonnis en het nut van een voorbehoud voor de toekomst», TPR, 1992, (753) 758; SIMOENS D., Buitencontractuele aansprakelijkheid Beginselen van Belgisch Privaatrecht, II, Schade en schadeloosstelling, Gent, Story Scientia, 1999, 59-60; Dubuisson B. en Colson P., «Nomenclature des préjudices réparables» in Dubuisson B. en Jourdain P. (eds.), Le dommage et sa réparation dans la responsabilité contractuelle et extracontractuelle. Etudes de droit comparé, Brussel, Bruylant, 2015, (595) 612; Bocken H., Boone I. en Kruithof M., Inleiding tot het schadevergoedingsrecht. Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 61; Ulrichts H., Schaderegeling in België, Mechelen, Kluwer, 2018, 313; Van Gerven W. en Van Oevelen A., Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2021, 460.
32 Vgl. Greebe J.J.A.F., Eenige rechtsvergelijkende beschouwingen over de vergoeding van onstoffelijke schade bij niet-nakoming van overeenkomsten en bij onrechtmatige daad, Amsterdam, Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij, 1935, 33: «Onder onstoffelijke schade valt te verstaan elke als leed gevoelde inbreuk in het psychisch zoowel als het physisch gevoelsleven (smart; lichamelijke pijn e.d.)’; Het is duidelijk dat wordt gedoeld op gevoelens in de meest brede zin van het woord; Cornelis beperkt morele schade tot drie categorieën: pijn, smart en moreel leed. Voor hem kwalificeert daardoor niet elke verlies van gevoelsvoordelen als morele schade. Sommige verliezen vallen namelijk buiten deze exhaustieve categorieën (zie Cornelis L., «Actuele tendensen bij de vergoeding van morele schade» in Fagnart J.-L. en Pire A. (eds.), Problèmes actuels de la réparation du dommage corporel, Brussel, Bruylant, 1993, (109) 127-128.); Volgens Kruithof zijn negatieve gevoelens geen echte schade (Kruithof M., «Privaatrechtelijke facetten van algemeenbelangacties bij de Belgische justitiële rechter» in VERENIGING VOOR DE VERGELIJKENDE STUDIE VAN HET RECHT VAN BELGIË EN NEDERLAND (ed.), Preadviezen 2020-2021. De algemeenbelangactie en de civiele rechter. Oplichting, Antwerpen, Boom juridisch en Boom juridisch Antwerpen, 2021, (73) 87; Kruithof M., «Schade, schadeloosstelling en reparatiekosten: een doctrinale analyse van de vetusiteitsaftrek op basis van een scherpgesteld begrippenkader» in Recente ontwikkelingen in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. ICAV IV, Antwerpen, Intersentia, 2022, (11) 54-55, vn. 174; Zie Kruithof M., «Het nodige onderscheid tussen schade en leed», TPR, 2024, 495.
33 Zo stellen de opstellers in een amendement bij Boek 6 BW dat extrapatrimoniale schadde onder meer pijn is, leed en «alle andere vormen van aantasting van de psychische integriteit (esthetische schade, seksuele schade, schade door vermaak enzovoort)». (Wetsvoorstel houdende boek 6 «Buitencontractuele aansprakelijkheid» van het Burgerlijk Wetboek. Amendementen, 2023-2024, 21 november 2023, 55-3213/004, 39); Vansweevelt T. en Weyts B., Handboek Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Larcier-Intersentia, 2025, 131: zij zien morele schade en aangetaste «psychische integriteit» (evenwel in de zin van art. 6.3 BW) ook als synoniemen.
34 Andre R., Traité de la réparation et du dommage moral, Antwerpen, Imp. Gén. Anversoises, 1955, 18; Bloembergen A.R., Schadevergoeding bij onrechtmatige daad, Deventer, Kluwer, 1965, 22.
35 Niet alleen vanuit praktisch oogpunt dus, zoals Van Oevelen lijkt te stellen: Van Oevelen A., «Schade en schadeloosstelling bij de schending van grondrechten door private personen» in De toepasselijkheid van de grondrechten in private verhoudingen, Antwerpen, Kluwer, 1982, (421) 431.
36 Pirson R. en De Ville A., Traité de la responsabilité civile extra-contractuelle, Brussel, Bruylant, 1935, 505: «Les possibilités de souffrances de l’homme sont infinies.»; Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 373: «het zedelijk en affectief vermogen van de mens is onbegrensd.»; ibid., 429: «Waar de vatbaarheid voor vermogensschade door het vermogen zelf beperkt is, is de mogelijkheid om extrapatrimoniale schade te lijden onbegrensd. Het is dan ook ondenkbaar alle mogelijke toepassingsgevallen onder ogen te nemen of deze te rangschikken.».
37 De Kezel E., Asbest, gezondheid en veiligheid, Antwerpen, Intersentia, 2013, 350.
38 Ze kunnen wel andere vormen van extrapatrimoniale schade lijden (art. 6.26 BW). Zie over het onderscheid tussen morele schade en extrapatrimoniale schade Schollaert V., «Over emotionele, morele en extrapatrimoniale schade», RW 2025, te verschijnen.
39 Stolker C.J.J.M. en Poletiek F.H., «Smartengeld - wat zijn we eigenlijk aan het doen? Naar een juridische en psychologische evaluatie», Bewijs en letselschade 1998, (71) 74: «De rechter wordt gevraagd een oordeel uit te spreken over, in elk geval ten dele, hoogst persoonlijke gevoelens en emoties van het slachtoffer (aard en intensiteit van de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde).».
40 Cornelis L., «Genadeloos met genegenheid: recht of on(te)recht?» in Peeters W. (ed.), De indicatieve tabel herzien, Brugge, die Keure, 2008, (97) 99.
41 Zie ook Greebe J.J.A.F., Eenige rechtsvergelijkende beschouwingen over de vergoeding van onstoffelijke schade bij niet-nakoming van overeenkomsten en bij onrechtmatige daad, Amsterdam, Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij, 1935, 45-46.
42 Absolute zekerheid is onmogelijk, maar ook niet vereist. Artikel 6.25, eerste lid BW doelt op gerechtelijke zekerheid. Dat betekent dat schade in zo hoge mate waarschijnlijk moet zijn, dat de rechter niet meer ernstig aan het tegendeel moet denken, ook al is dit theoretisch nog mogelijk (Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 159; Ronse J., De Wilde L., Claeys A. e.a., Schade en schadeloosstelling APR, Gent, Story Scientia, 1988, 76.).
43 Lindenbergh S., Smartengeld, Deventer, Kluwer, 1998, 232.
44 Met betrekking tot pijn: «Behavioral observation and experimental pain assessment are all useful and potentially informative adjunctive measures of pain responses, but none can substitute for self-report of the pain experience.» Lazaridou A., Elbaridi N., Edwards R. e.a., «Pain Assessment» in Benzon H., Raja S., Lio S. e.a. (eds.), Essentials of Pain Medicine, Amsterdam, Elsevier, 2018, (39) 44.
45 Die schalen worden opgesteld door psychologen en ingevuld door de schadelijder zelf. Psychometrie is de tak van de psychologie die zich bezighoudt met het ontwikkelen van meetinstrumenten voor geestelijke fenomenen (Galton F., «Psychometric experiments», Brain 1879, (149) 149.). Een schaal kan in dat verband gedefinieerd worden als een groep items die betrekking heeft op één niet-waarneembare variabele, zoals een bepaald negatief gevoel (Devellis R., Scale Development. Theory and Applications, California, SAGE, 2012, 11; Urbina S., Essentials of Psychological Testing, New Jersey, John Wiley & Sons, 2014, 4). Een item is een vraag of verklaring over de variabele en een bijbehorende beoordelingsschaal waarop de deelnemers reageren (Robinson M., «Using multi-item psychometric scales for research and practice in human resource management», Human Resource Management 2017, (739) 740).
46 Kruithof R., «De vergoeding van extra-patrimoniale schade bij inbreuk op andermans lichamelijke integriteit», De Verz., 1985, (349) 380-381; Vgl. Brewaeys L., «Tijdelijke ongeschiktheid» in Handboek Letselschade Gemeen Recht, 2021, afl. 54, (183) 198-199.
47 Zie Gali H., Le préjudice moral. Etude de droit de la responsabilité civile, Parijs, Dalloz, 2021, 9-11; Zie ook Eykman L.G., «Smart en geld», WPNR 1981, (461) 462 & 463-464; Zo is het bijvoorbeeld cultureel bepaald dat in de praktijk vooral morele schade ten gevolge van persoonsveranderingen voorkomt, en bijvoorbeeld minder morele schade ten gevolge van voorwerpsveranderingen: «Wanneer men slechts enkele dagen in een ziekenhuis wordt opgenomen, wordt men met bloemen en fruit overladen, doch degeen wiens dierbaar porseleinen erfstuk tot zijn onuitsprekelijk verdriet is gebroken zou daar verbaasd van opkijken. De grenzen tussen smartegeldwaardige, en niet smartegeldwaardige smart zijn niet bepaalbaar langs lijnen van logisch-analitische definities.» (Ibid., 464.).
48 Tricot J.-P., «Tijdelijke ongeschiktheid en morele schade (Tijdelijke werkonbekwaamheid en Quantum Doloris)», Con.M., 1998, (79) 84; Chifflet B., «Le point de vue du magistrat judiciaire sur la mise en place d’une nomenclature unique des postes de préjudices réparables, colloque La réparation du dommage corporel à l’épreuve de l’unification des pratiques», Gazette du Palais 2011, (27) II.
49 Zie Fagnart J.-L., «Définition des préjudices non économiques» in LA CONFERENCE LIBRE DU JEUNE BARREAU DE LIÈGE (ed.), Préjudices extra-patrimoniaux: vers une évaluation plus précise et une plus juste indemnisation, Luik, Editions du Jeune Barreau de Liège, 2004, (25) 43-44; Zie De Callataÿ D., Papart T. en Simar N., «Nouvelle arborescence: son utilité, ses espoirs, ses limites ...» in LA CONFERENCE LIBRE DU JEUNE BARREAU DE LIÈGE (ed.), Nouvelle approche des préjudices corporels, Limal, Anthemis, 2009, (7) 18; Vgl. Wetsvoorstel houdende Boek 6 «Buitencontractuele aansprakelijkheid» van het Burgerlijk Wetboek, 2022-2023, 55-3213/001, 155-156.
50 Vred. Etterbeek 4 februari 1974, De Verz., 395: «Attendu cependant qu’il convient de ne pas confondre dommage moral avec préoccupation morale.»; Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 457; S., noot onder Vred. Etterbeek 4 februari 1974, De Verz. 1974, (398) 401-402; S., noot onder Rb. Brussel 22 december 1970, De Verz. 1971, (482) 483.
51 Antwerpen 25 november 2002, De Verz. 2003, 826: De rechter schatte de omvang van de morele schade laag in, omdat de schadelijder slechts een verre band van verwantschap had met de persoon die de persoonsverandering onderging.
52 «Indicatieve tabel 2024», T.Pol. 2024, 176.
53 Rb. Brussel 19 september 2016 in Fagnart J.-L., «Pour sécher les larmes de la mère d’un enfant noyé, il ne suffit pas d’un mouchoir en papier. Préjudice d’affection et préjudice psychique», Con.M., 2016, (209) 210; Corr. Neufchâteau 19 juli 2016, RGAR 2017, 15371; Rb. Luik 17 januari 2018, VAV 2019, 26; Rb. Luik 12 februari 2018, VAV 2020, 67; Pol. Brugge 24 juni 2019 in Sommerijns M. en Sommerijns I., Lichamelijke schade. Repertorium rechtspraak 2019-2020-2021, Antwerpen, Intersentia, 2021, 3; Pol. Bergen 25 juni 2019, RGAR 2020, 15655; Rb. Brussel 1 maart 2021, RGAR 2021, 15766.
54 Ronse J., De Wilde L., Claeys A. e.a., Schade en schadeloosstelling APR, Gent, Story Scientia, 1988, 95-96; Lierman S., Voorzorg, preventie en aansprakelijkheid. Gezondheidsrechtelijke analyse aan de hand van het gebruik van ioniserende straling in de geneeskunde, Antwerpen, Intersentia, 2004, 421; De Kezel E., Asbest, gezondheid en veiligheid, Antwerpen, Intersentia, 2013, 359; Samoy I. en Vandenbussche W., «Angstschade: sleutel voor de toekomst of doos van pandora?» in Kruithof M. (ed.), Inzichten in actueel aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht. ICAV II, Antwerpen, Intersentia, 2018, (207) 223-224; De Kezel E., «Een verkenning van de grenzen van het begrip «milieugerelateerde angstschade», TOO, 2020, (99) 102.
55 Rb. Brussel 31 maart 1995, RGAR 1996, nr. 12588; Rb. Doornik 24 april 2002, EPC 2003, III.3.Tournai, 39; Pol. Dinant 2 september 2014, VAV 2016, 34.
56 Melennec L., «Le prejudice sexuel (Damnum Sexuale)», Gazette du Palais, 1977, (525) 527; De Temmerman B., «De vergoeding van seksuele schade», RW, 1998, (1001) 1013; Ulrichts H., Schaderegeling in België, Mechelen, Kluwer, 2018, 239.
57 Orb. Antwerpen 31 januari 2019, A/17/04402, Niet gepubliceerd; Vred. Mol-Geel 13 juli 2022, 21A1680/2, Niet gepubliceerd: «Het spreekt voor zich dat ook eisende partij geraakt wordt door het feit dat ze een pup aankocht waarvan vrijwel onmiddellijk na levering blijkt dat ze lijdt aan meerdere ernstige aandoeningen en ondanks de ingestelde behandeling zo snel achteruitgaat dat ze moet worden gehospitaliseerd en korte tijd nadien overlijdt.».
58 Luik 23 februari 2016, TBBR 2018, 333: «Il est certain que l’intimé, dont l’affection pour son chien n’est pas contestable, a subi un choc au vu des circonstances de l’agression à laquelle il a assisté et au cours de laquelle il fût lui-même blessé.»; Rb. Brugge 7 februari 2005, NJW 2005, 316: «Het kan niet worden ontkend dat de gebeurtenis op zich op 14 april 2004 voor eiseres schokkend is geweest en dat zij zeker ook leed heeft gehad bij het verlies van haar dier, dat voor haar een trouwe metgezel was.»; Brussel 2 maart 2005, RGAR 2007, 14217: «En ce qui concerne le dommage moral, la cour tient compte du légitime attachement qu’unit une cavalière expérimentée à sa jument et de la douleur, pour elle, d’avoir dû assister à son abattage sur place».
59 Corr. Antwerpen 26 juni 1987, RGAR 1989, 11503; Corr. Nijvel 21 oktober 1994, RGAR 1996, 12685; Gent 7 oktober 1997 in De Kezel E., «De vergoeding voor het verlies van een kind ten gevolge van een verkeersongeval», TPR, 1999, (579) 612; Gent 19 januari 1998, TWVR 1998, 15; Pol. Charleroi 24 november 2003, RGAR 2005, 14002; Pol. Brussel 3 oktober 2012, VAV 2013, 88; Rb. Luik 17 januari 2018, VAV 2019, 26; Pol. Leuven 19 november 2021 in Sommerijns M. en Sommerijns I., Lichamelijke schade. Repertorium rechtspraak 2020-2021-2022., Antwerpen, Intersentia, 2022, 287; Pol. Brugge 24 december 2021 in ibid., 314; Gent 7 april 2022, Onuitgegeven; Zie Van Oevelen A., Jocque G., Persyn C. e.a., «Onrechtmatige daad: schade en schadeloosstelling (1993-2006)», TPR, 2007, (933) 1097-1098; Van Schoubroeck C., «Affectieschade en shockschade: Belgische reglementering en praktijk», Verkeersrecht, (102) Begroting van genegenheids-en shockschade; Boone I. en Wylleman B., «De vergoeding van afgeleide schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht» in Vuye H. en Lemense Y. (eds.), Springlevend aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, (197) 220.
60 Zie Engelhard E., «Visie op (de rechtspraak over) de Taxibus-criteria conform recente klinische inzichten», VRA, 2008, (20) 41-42.
61 Rb. Brussel 8 november 2021, RGAR 2022, 15874.
62 Antwerpen 25 november 2002, De Verz. 2003, 826; Pol. Charleroi 18 oktober 2011, VAV 2012, 172; «Indicatieve tabel 2024», T.Pol., 2024, (163) 176; Zie Van Oevelen A., Jocque G., Persyn C. e.a., «Onrechtmatige daad: schade en schadeloosstelling (1993-2006)», TPR, 2007, (933) 1101.
63 Rb. Aarlen 17 juni 2008, RGAR 2009, 14518; Pol. Brussel 2 september 2009, T.Pol., 97; Pol. Brussel 12 mei 2011, T.Pol. 2011, 195.
64 Zo heeft de politierechter van Namen het bijvoorbeeld over de schadepost «Dommage moral pour crainte de décès». Pol. Namen 23 maart 2007, VAV 2009, 293.
65 Pol. Turnhout 6 november 2003 in De Keyser E. en Dusesoi K., «Andere schade» in Handboek Letselschade Gemeen Recht, 2021, afl. 54, (409) 411; Contra Rb. Dinant 20 april 2001, RGAR 2002, 13527: «Attendu que le dommage résultant de la vue des souffrances de la victime ne se confond pas avec le dommage moral proprement dit, résultant du décès.»; Contra Pol. Neufchâteau 20 april 2006, RGAR 2008, 14394: «[...] le dommage résultant de la vue des souffrances de l’être cher est totalement différent de celui résultant de sa perte.».
66 Soms wordt overlijdensschade heel omschreven als de morele schade die bestaat uit verschillende elementen, waaronder de pijnschade, het verdriet voor het verlies van een naastbestaande, de gederfde levensvreugde, de angst en de onzekerheid omtrent de toekomstige ontwikkeling, de emotionele ontwrichting en verwerking van het trauma: Rb. Gent 31 mei 2016, T.Verz. 2017, 477.
67 Guldix wees er op dat deze schade kan ontstaan ten gevolge van de inbreuk op alle soorten persoonlijkheidsrechten (Guldix E., De persoonlijkheidsrechten, de persoonlijke levenssfeer en het privéleven in hun onderling verband, Brussel, onuitg. doctoraatsthesis rechten, 1986, 149; Guldix E. en Wylleman A., «De positie en de handhaving van persoonlijkheidsrechten in het Belgisch privaatrecht», TPR, 1999, (1589) 1651; Kruithof M., «Disgorgement of Profits in Belgian Private Law» in Hondius E. en Janssen A. (eds.), Disgorgement of Profits. Gain-Based remedies throughout the World, Cham, Sringer, 2015, (91) 113-114).
68 Antwerpen 28 juni 2004, T.Gez. 2006-2007, 31.
69 Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 235; Ronse J., De Wilde L., Claeys A. e.a., Schade en schadeloosstelling APR, Gent, Story Scientia, 1988, 162; Van De Voorde J., «L’excuse contrainte par justice (l’amende honorable) en droit de la responsabilité Belge. Recherches sur la réparation ou la satisfaction du dommage moral.», RGAR, 2019, 15545, (1) 8.
70 Cass. 21 februari 1984, Arr.Cass. 1983-84, 781; Cass. 13 april 1995, Arr.Cass. 1995, 409; Cass. 3 december 2003, AR nr. P.03.0367.F, Arr.Cass. 2003, 2225; Cass. 18 september 2007, Arr.Cass. 2007, 1678; Cass. 4 maart 2019, T.Gez. 2019-20, 329; Cass. 17 september 2021, AR nr. C.20.0254.F; Cass. 26 november 2021, AR nr. C.20.0578.F; Cass. 20 juni 2023, AR nr. P.23.0635.N; Rb. Luik 9 oktober 2018, JLMB 2018, 1917; Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 236; Dalcq R.O., Traité de la responsabilité civile, II, Le lien de causalité. Le dommage et sa réparation, Brussel, Larcier, 1962, 741; Kruithof R., «De vergoeding van extra-patrimoniale schade bij inbreuk op andermans lichamelijke integriteit», De Verz., 1985, (349) 370; Ronse J., De Wilde L., Claeys A. e.a., Schade en schadeloosstelling APR, Gent, Story Scientia, 1988, 163; Van Ommeslaghe P., Les obligations De Page. Traité de droit civil Belge, II, Sources des obligations, Brussel, Bruylant, 2013, 1647; Bocken H., Boone I. en Kruithof M., Inleiding tot het schadevergoedingsrecht. Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en andere schadevergoedingsstelsels, Brugge, die Keure, 2014, 203; Durant I., «La réparation dite intégrale du dommage» in Dubuisson B. en Jourdain P. (eds.), Le dommage et sa réparation dans la responsabilité contractuelle et extracontractuelle, Brussel, Bruylant, 2015, (441) 443-444; Wery P., Droit des obligations. Volume 2. Les sources des obligations extracontractuelles. Le régime général des obligations, Brussel, Larcier, 2016, 77-78; Verhoeven D., «Verbintenis uit buitencontractuele aansprakelijkheid» in Privaatrecht in hoofdlijnen. Volume 2. Overzicht van het privaatrecht, Leuven, LeA Uitgevers, 2022, (527) 366.
71 Wetsvoorstel houdende Boek 6 «Buitencontractuele aansprakelijkheid» van het Burgerlijk Wetboek, 2022-2023, 55-3213/001, 145 en 146.
72 Lindenbergh geeft terecht aan dat de schade «naar het niveau van «vermogensvermindering» kan worden geabstraheerd en op dat niveau kan worden vereffend door een vermogensvermeerdering in de vorm van schadevergoeding». Lindenbergh S., Smartengeld, Deventer, Kluwer, 1998, 34.
73 Infra rns. 63-101.
74 Viaene J., Schade aan de mens, III, Evaluatie van de gezondheidsschade, Antwerpen, Kluwer, 1976, 514; Simoens D., «Beschouwingen over de schadeloosstelling voor welzijnsverlies, tevens aanleiding tot de vraagstelling: integrale, genormeerde of forfaitaire schadeloosstelling?» in Van Den Bossche M. (ed.), De indicatieve tabel. Een praktisch werkinstrument voor de evaluatie van menselijke schade, Gent, Larcier, 2001, (79) 89.
75 Vgl. Viaene J., Schade aan de mens, III, Evaluatie van de gezondheidsschade, Antwerpen, Kluwer, 1976, 510.
76 Schryvers J., «De arrogantie van de jurist», RW, 1994, (1219) 1220; Kruithof M., «Schade, schadeloosstelling en reparatiekosten: een doctrinale analyse van de vetusiteitsaftrek op basis van een scherpgesteld begrippenkader» in Recente ontwikkelingen in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. ICAV IV, Antwerpen, Intersentia, 2022, (11) 12.
77 Lindenbergh S., Smartengeld, Deventer, Kluwer, 1998, 34; Durant I., «Le dommage réparable dans les deux ordres de responsabilité» in Stijns S. en Wery P. (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (53) 55; Durant I., «La réparation dite intégrale du dommage» in Dubuisson B. en Jourdain P. (eds.), Le dommage et sa réparation dans la responsabilité contractuelle et extracontractuelle, Brussel, Bruylant, 2015, (441) 446.
78 Pol. Charleroi 24 november 2003, RGAR 2005, 14002: «L’indemnisation d’une partie civile, par l’octroi d’une somme d’argent, [...] constitue une reconnaissance de l’existence et de la hauteur du dommage que cette victime a subi.»; Pol. Brussel 22 oktober 2004, RGAR 2006, 14083; Pol. Charleroi 4 mei 2005, RGAR 2007, 14223; Lindenbergh S., Smartengeld, Deventer, Kluwer, 1998, 45: «Men zou het ook zo kunnen formuleren dat het bij genoegdoening eigenlijk gaat om een bepaalde «lading» van het smartengeld die door de vlag van de compensatiegedachte wordt gedekt.»; De Temmerman B., «Pleidooi voor een morele schadevergoeding op mensenmaat», De Juristenkrant 2000, (13) 13; Kruithof M., «Schade, schadeloosstelling en reparatiekosten: een doctrinale analyse van de vetusiteitsaftrek op basis van een scherpgesteld begrippenkader» in Recente ontwikkelingen in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. ICAV IV, Antwerpen, Intersentia, 2022, (11) 12; Schoonbaert L. en Persyn P., «De begroting van blijvende persoonlijke en huishoudelijke ongeschiktheid: overzicht van de recente cassatie- en feitenrechtspraak» in Dambre M. en Lecocq P. (eds.), Rechtskroniek voor de vrede- en politierechters 2023, Brugge, die Keure, 2023, (187) 192.
79 Zie Viaene J., Schade aan de mens, III, Evaluatie van de gezondheidsschade, Antwerpen, Kluwer, 1976, 513-514.
80 Wetsvoorstel houdende Boek 6 «Buitencontractuele aansprakelijkheid» van het Burgerlijk Wetboek, 2022-2023, 55-3213/001, 145 en 147.
81 Rb. Gent 12 september 2014, RW 2014-15, 953: «Morele schade is niet daadwerkelijk herstelbaar.»; Schryvers J., «Evaluation et réparation des préjudices extrapatrimoniaux», RGAR, 1993, (1) 1; Schryvers J., «De arrogantie van de jurist», RW, 1994, (1219) 1220: «Aangezien de morele schade per definitie onherstelbaar is [...]’; Cornelis L., «Werkelijkheids- en zekerheidsgehalte van schade en schadeherstel» in Van Den Bossche M. (ed.), De indicatieve tabel. Een praktisch werkinstrument voor de evaluatie van menselijke schade, Gent, Larcier, 2001, (21) 37; Crielaard J.-M., Dumont P., Papart T. e.a., «Les préjudices particuliers» in LA CONFERENCE LIBRE DU JEUNE BARREAU DE LIÈGE (ed.), Nouvelle approche des préjudices corporels. Evolution! Revolution? Resolutions ..., Luik, Anthemis, 2009, (119) 120: «De tels dommages sont par essence de l’ordre de l’irréparable.»; Fagnart J.-L., «La compensation du dommage. Entra le droit de nuire et la réparation de l’irréparable» in Liber amicorum Noël Simar. Evaluation du dommage, Responsabilité civile et Assurances., Limal, Anthemis, 2013, (225) 244; Matthys J., Evaluatie en vergoeding van lichamelijke schade, Antwerpen, Intersentia, 2020: «Per definitie is morele schade onherstelbaar ...].»; Colson P., «Les conséquences de la responsabilité» in Le nouveau livre 6 du Code civil portant réforme du droit de la reponsabilité civile extracontractuelle, Limal, Anthemis, 2024, (183) 187-188.
82 Viaene J., Schade aan de mens, III, Evaluatie van de gezondheidsschade, Antwerpen, Kluwer, 1976, 523, 525 en 526; Simoens D., «Beschouwingen over de schadeloosstelling voor welzijnsverlies, tevens aanleiding tot de vraagstelling: integrale, genormeerde of forfaitaire schadeloosstelling?» in Van Den Bossche M. (ed.), De indicatieve tabel. Een praktisch werkinstrument voor de evaluatie van menselijke schade, Gent, Larcier, 2001, (79) 89.
83 Viaene J., Schade aan de mens, III, Evaluatie van de gezondheidsschade, Antwerpen, Kluwer, 1976, 523; Vgl. Kamminga Y., Barendrecht J. en Van Zeeland C., «Waar het mensen om gaat en wat het burgerlijk recht daarmee kan» in Van Maanen G. (ed.), De rol van het aansprakelijkheidsrecht bij de verwerking van persoonlijk leed, Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2003, (37) 57: «In plaats van geld automatisch meteen als uitgangspunt te nemen, lijkt het verstandiger om bij financiële claims eerst te onderzoeken waar het geld voor staat. Welke onderliggende waarden worden door de financiële claim verwoord? En zijn er geen uitkomsten te bedenken waardoor rechtstreeks tegemoet gekomen kan worden aan de onderliggende behoeften? Vaak vormt geld bij het verwezenlijken van menselijke belangen op z’n best een onvolkomen alternatief en op z’n slechts een armzalig zwaktebod. Een scherpere focus op werkelijke belangen kan - met geld als hulpmiddel en rekeneenheid, maar niet als doel! - tot andere en betere oplossingen leiden.».
84 Greenberg S., «Personal Injury Exameniations in Torts for Emotional Distress» in Goldstein A. (ed.), Handbook of Psychology. Volume 11 Forensic Psychology, New Jersey, John Wiley & Sons, 2003, (233) 234.
85 Viaene J., Schade aan de mens, III, Evaluatie van de gezondheidsschade, Antwerpen, Kluwer, 1976, 523; Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 396-397; Als de benadeelde zelf een herstel in natura vordert, wordt zijn keuzevrijheid beperkt. Hij kan het herstel in natura enkel weigeren als dit «onmogelijk of kennelijk onredelijk is, de uitoefening van dwang op de persoon van de aansprakelijke vereist of in strijd is met de menselijke waardigheid.» (art. 6.33, § 2, eerste lid BW).
86 Van Wassenaer G., «Smartengeld, een pleister op de wonde?», Smartengeld, 2012, voor vn. 6, https://www.smartengeld.nl/artikel/smartengeld-een-pleister-op-de-wonde.
87 Wetsvoorstel houdende Boek 6 «Buitencontractuele aansprakelijkheid» van het Burgerlijk Wetboek, 2022-2023, 55-3213/001, 144.
88 Simoens D., «Beschouwingen over de schadeloosstelling voor welzijnsverlies, tevens aanleiding tot de vraagstelling: integrale, genormeerde of forfaitaire schadeloosstelling?» in Van Den Bossche M. (ed.), De indicatieve tabel. Een praktisch werkinstrument voor de evaluatie van menselijke schade, Gent, Larcier, 2001, 79-117: «Moreel leed, zoals genegenheidschade, is vatbaar voor een tempering door een beroep op psychosociale begeleiding.»; Vgl. Viaene J., Schade aan de mens, III, Evaluatie van de gezondheidsschade, Antwerpen, Kluwer, 1976, 525.
89 Kruithof R., «De vergoeding van extra-patrimoniale schade bij inbreuk op andermans lichamelijke integriteit», De Verz., 1985, (349) 373: «Zo zal vaak door medische behandelingen en chirurgische ingrepen de pijn die een slachtoffer lijdt, beëindigd of verminderd kunnen worden.»; Simoens D., «Beschouwingen over de schadeloosstelling voor welzijnsverlies, tevens aanleiding tot de vraagstelling: integrale, genormeerde of forfaitaire schadeloosstelling?» in Van Den Bossche M. (ed.), De indicatieve tabel. Een praktisch werkinstrument voor de evaluatie van menselijke schade, Gent, Larcier, 2001, 79-117: «Pijn kan verminderd worden door een aangepaste medische behandeling of door een chirurgische ingreep.».
90 Zie Viaene J., Schade aan de mens, III, Evaluatie van de gezondheidsschade, Antwerpen, Kluwer, 1976, 510.
91 Lindenbergh S., Smartengeld, Deventer, Kluwer, 1998, 35.
92 Ronse spreekt van de symbolische gelijkwaardigheid tussen de geldelijke «genoegdoening» en de omvang van de geleden morele schade: Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 416; Dalcq R.O., Traité de la responsabilité civile, II, Le lien de causalité. Le dommage et sa réparation, Brussel, Larcier, 1962, 456; Zavos H., «Monetary Damages for Nonmonetary Losses: An Integrated Answer to the Problem of the Meaning, Function, and Calculation of Noneconomic Damages», Loyola of Los Angeles Law Review 2009, (193) 252: «This, I believe, accords with our basic intuitions. People would generally agree that compensation should increase to reflect the increased gravity of the loss being compensated, even if the compensation is symbolic.».
93 Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 417: «M.a.w. waar vindt men de basiseenheid, de maatstaf, die toelaat de vastgestelde schade in cijfers om te zetten? Men is immers wel akkoord om te zeggen dat de vastgestelde bestanddelen van aard zijn om de genoegdoening in de zin van meer of min te beïnvloeden, maar t.o. waarvan?»; Dalcq R.O., Traité de la responsabilité civile, II, Le lien de causalité. Le dommage et sa réparation, Brussel, Larcier, 1962, 456-457; Kruithof R., «De vergoeding van extra-patrimoniale schade bij inbreuk op andermans lichamelijke integriteit», De Verz., 1985, (349) 375; DE Temmerman B., «Begroting van schade door kapitalisatie: meer precies dan ex aequo et bono?» in Lecocq P. en Dambre M. (eds.), Rechtskroniek voor de Vrede- en Politierechters 2012, Brugge, die Keure, 2012, (267) 277; Thunis X. en Fosseprez B., «Caractère indemnitaire ou punitif des dommages et intérêts» in Dubuisson B. en Jourdain P. (eds.), Le dommage et sa réparation dans la responsabilité contractuelle et extracontractuelle, Brussel, Bruylant, 2015, (237) 267.
94 De Temmerman B., «Begroting van schade door kapitalisatie: meer precies dan ex aequo et bono?» in Lecocq P. en Dambre M. (eds.), Rechtskroniek voor de Vrede- en Politierechters 2012, Brugge, die Keure, 2012, (267) 278: «Zonder die aanvankelijk door traditie ontwikkelde maatstaven, die thans uitdrukkelijk in de Indicatieve tabel worden verwoord, zou elke begroting van deze schade steeds volkomen willekeurig zijn. Eenmaal de afspraken zijn gemaakt, blijft de willekeur in essentie beperkt tot het richtbedrag. Zo blijft het bijvoorbeeld volstrekt willekeurig om de dagvergoeding voor morele schade tijdens de tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid te bepalen op 25 euro. Buiten de traditie is er immers geen enkele reden waarom de dagvergoeding niet op 10 of 50 euro is vastgesteld. De variaties ten opzichte van de door traditie bepaalde bedragen moeten dan kunnen worden verantwoord door de concrete omstandigheden van de zaak. Alleen in dit opzicht kan morele schade in concreto worden begroot.».
95 Ronse J., Aanspraak op schadeloosstelling uit onrechtmatige daad, Brussel, Larcier, 1954, 427; Dalcq R.O., Traité de la responsabilité civile, II, Le lien de causalité. Le dommage et sa réparation, Brussel, Larcier, 1962, 457.
96 Vgl. Dalcq R.O., Traité de la responsabilité civile, II, Le lien de causalité. Le dommage et sa réparation, Brussel, Larcier, 1962, 612.
97 Cass. 17 februari 1997, Arr.Cass., 233; Cass. 3 januari 2013, Arr.Cass. 2013, 10; Cass. 18 maart 2016, AR nr. C.15.0174.F; Cass. 4 februari 2022, TBH 2022, 1174; Vanlersberghe P., «Commentaar bij art. 6 Ger.W.» in OGR, 1999, afl. 45, (27) 30-32.
98 De Kezel E., «Juridische bescherming van niet-vermogensrechtelijke belangen. Onderzoek naar de rol van het aansprakelijkheidsrecht als instrument voor de bescherming van niet-vermogensrechtelijke belangen naar aanleiding van het «jeffrey-arrest» van de Nederlandse Hoge Raad», TPR, 2003, (501) 552; Yung Shin Van Der Sype M., Naar een geïntegreerde privacybescherming in de onderneming. Een juridische analyse van de bescherming van het privéleven en de persoonsgegevens van werknemers, met het oog op een concreet beoordelingskader voor deze privacyrechten in de arbeidsverhouding, Leuven, onuitg. doctoraatsthesis rechten, 2017, 110; De Rey S., «Excuseer?! Afgedwongen excuses in het aansprakelijkheidsrecht», TPR 2017, (1153) 1173-1174; De Rey S., Herstel in natura, Brugge, die Keure, 2019, 674; Gillaerts P., De Belgische declaratoire vordering en het niet-vergoedende aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2020, 49; De Rey S., «La réparation en nature dans les deux ordres de la responsabilité civile» in Wery P. (ed.), Les rapports entre responsabilité contractuelle et responsabilité extracontractuelle, Luik, Anthemis, 2020, (129) 202; Vgl. Cass. 3 februari 1958, Arr.Cass. 1958, 370: «Overwegende dat de rechter over de grond, met verweerder, wettelijk heeft kunnen aannemen dat het nadeel dat deze door het misdrijf berokkend is voldoende vergoed zou wezen door het erkennen, door de rechter van de krenking van zijn rechten [...]»; Vgl. Fagnart J.-L., «La compensation du dommage. Entra le droit de nuire et la réparation de l’irréparable» in Liber amicorum Noël Simar. Evaluation du dommage, Responsabilité civile et Assurances, Limal, Anthemis, 2013, (225) 243.
99 Desmet P., «Wanneer verontschuldigingen doel treffen: inzichten uit de psychologie» in Civilologie: opstellen over empirie en privaatrecht, Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2012, (183) 187; Akkermans A., Hulst M., Claassen L. e.a., Affectieschade. Slachtoffers en aansprakelijkheid. Een onderzoek naar behoeften, verwachtingen en ervaringen van slachtoffers en hun naasten met betrekking tot het civiele aansprakelijkheidsrecht. Deel II: affectieschade, Den Haag, Boom Lemma, 2015, 97-98; Reinders Folmer C., Desmet P. en Van Boom W., «Beyond Compensation? Examening the Role of Apologies in the Restoration of Victims» Needs in Simulated Tort Cases», Law and Human Behavior 2019, 329-341; Rb. Brugge 7 februari 2005, NJW 2005, 316: «Erkenning, begrip en verontschuldiging gebeurt niet via financiële vergoedingen (al dan niet via verzekeraars), doch heeft een andere aard en gebeurt via menselijke contacten. Deze laatste zijn in een dergelijk geval veel belangrijker dan geld op zich.».
100 Risen J. en Gilovich T., «Target and Observer Differences in the Acceptance of Questionable Apologies», Journal of Personality and Social Psychology 2007, 418-433; Allan A., Mckillop D. en Carroll R., «Parties» Perceptions of Apologies in Resolving Equal Opportunity Complaints», Psychiatry, Psychology and Law, 2010, 538-550; Peyton A. en Goei R., «The Effectiveness of Explicit Demand and Emotional Expression Apology Cues in Predicting Victim Readiness to Accept and Apology», Communication Studies 2013, 411-430.
101 Cass. 26 november 2021, AR nr. C.20.0578.F.
102 Zie De Rey S., Herstel in natura, Brugge, die Keure, 2019, 460-470; Van De Voorde J., «L’excuse contrainte par justice (l’amende honorable) en droit de la responsabilité Belge. Recherches sur la réparation ou la satisfaction du dommage moral», RGAR, 2019, 15545.
103 De lezer mag bij het lezen van deze stelling niet uit het oog verliezen dat de compensatie van morele schade steeds gepaard moet blijven gaan met een herstel van die schade.
104 Hartlief T., «Affectieschade: vergoeden of erkennen? De rol van het vermogensrecht bij het verwerken van het leed van naasten» in Van Maanen G. (ed.), De rol van het aansprakelijkheidsrecht bij de verwerking van persoonlijk leed, Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2003, (117) 136.
105 Over de vergoedingen voor discriminatie, zie Schollaert V., «Schadevergoedingen voor morele schade in de Belgische antidiscriminatiewetten gaan omhoog», De Juristenkrant 2024, 6. Voor de vergoeding voor pijn, zie «Indicatieve tabel 2024», T.Pol. 2024, 167.
106 Cass. 28 april 1982, Arr.Cass. 1981-82, 1045; Cass. 3 mei 1988, 1845, Arr.Cass. 1987-1988, 1121.