Omschrijving
Voor een justitie die glimlacht – 10 aanbevelingen voor de Hoge Raad voor de Justitie, om het vertrouwen in justitie te versterken
Jaargang
2025 - 2026 (89)
Pagina
562
Auteur(s)
P. Popelier
Trefwoorden

RECHTERLIJKE MACHT

RECHTERLIJKE MACHT / Hoge Raad voor de Justitie

Bijkomende informatie

Voor een justitie die glimlacht - 10 aanbevelingen voor de Hoge Raad voor de Justitie, om het vertrouwen in justitie te versterken

Patricia POPELIERUniversiteit Antwerpen

De Hoge Raad voor de Justitie werd 25 jaar geleden opgericht om het vertrouwen van de burger in justitie te herstellen, toen dat vertrouwen op een dieptepunt stond. Vandaag zien we opnieuw een daling van dat vertrouwen. De centrale vraag in deze bijdrage is daarom: wat kan de Hoge Raad voor de Justitie doen om dat vertrouwen te versterken? De bijdrage beklemtoont dat de taak die op de Hoge Raad berust, belangrijk is, maar zet de Raad ook uit de wind. Vertrouwen is een complex concept, waarop we niet altijd grip hebben, en dat niet enkel aan de Hoge Raad voor de Justitie kan worden overgelaten: het is een verantwoordelijkheid van vele actoren. In deze bijdrage gaan we niettemin in op wat de Hoge Raad wel kan doen. We formuleren tien aanbevelingen waarmee de Hoge Raad nog sterker dan voordien kan inzetten op het creëren, handhaven en uitdragen van een vertrouwenwekkende cultuur.

Soms wordt een rechterlijke uitspraak een symbool voor een dieperliggend ongenoegen dat al langer sluimert. In 1996 was dat het Spaghetti-arrest.1 Het ongenoegen daarover leidde tot een massale deelname aan de (reeds geplande) Witte Mars. Zo’n 300.000 burgers kwamen de straat op, vaak voor het eerst, in stil protest tegen het falen van politiek, politie en justitie waardoor Marc Dutroux jarenlang jonge meisjes kon ontvoeren, misbruiken en vermoorden. Meer recent speelde het Reuzegom-arrest die rol.2 Na dat arrest vonden diverse acties plaats, maar woede en frustratie kwamen vooral tot uiting in klassieke en sociale media. In beide gevallen viel de uitspraak juridisch uit te leggen,3 maar lag het probleem elders: de rechters slaagden er niet in om in hun arrest aansluiting te vinden bij het rechtsgevoel van een brede laag in de bevolking. In beide gevallen volgde een gevoelige terugval in het publieke vertrouwen in justitie. Vanaf dat punt lopen de casussen uiteen. In 1996 gaf de storm van verontwaardiging een window of opportunity die de politiek nodig had om hervormingen door te voeren bij de politie en het gerecht. In 2023 bleef zo’n antwoord uit. Waar de hervormingen in 1996 tot een sterkere justitie leidden, ondermijnde de kritiek van individuele politici op het Reuzegom-arrest juist de slagkracht van justitie.

De Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) vindt zijn wortels in de vertrouwenscrisis die volgde op de Dutroux-zaak. Dat werd beklemtoond bij de invoering van artikel 151 GW4 en de wet van 22 december 1998,5 waarbij de HRJ werd opgericht. De HRJ herinnert daaraan in zijn eerste jaarverslag.6 In (bijna) elk jaarrapport herhaalt hij dat zijn cruciale taak erin bestaat om het vertrouwen van de burger in justitie te herstellen.7 Sinds 2002 volgt hij daartoe het vertrouwen van de burger op in een «Justitiebarometer». In 2002 stond dat op een laag pitje: slechts 41% van de burgers vertrouwde justitie wel of eerder wel. In de drie volgende metingen, in 2007, 2010 en 2014, was een verbetering merkbaar: 60 tot 66% van de bevolking toonde vertrouwen in justitie. De vertrouwenscrisis is voorbij, zo werd geoordeeld, zolang men zich blijft inspannen.8 In 2024 daalde het vertrouwen weer naar 54%. Voor een instelling die werkt aan het vertrouwen in justitie, is dat alarmerend. Ergens loopt het fout. De centrale vraag voor deze bijdrage luidt: wat kan de HRJ daaraan doen?

Deze bijdrage is opgedeeld in drie delen. Voor de goede orde leggen we in deel 1 nog eens uit waarom vertrouwen in justitie zo cruciaal is. Het geeft aan hoe belangrijk de taak is die in de schoot ligt van de HRJ. In deel 2 leggen we uit waarom die taak zo moeilijk is. Vertrouwen is immers een complex begrip, dat van veel factoren afhangt. In deel 3 zetten we de HRJ nog meer uit de wind: vertrouwen kan geen taak zijn van de HRJ alleen. In deel 4, ten slotte, overlopen we wat we niettemin kunnen verwachten van de HRJ.

1. De HRJ heeft een belangrijke taak

Vertrouwen in rechters en justitie is van cruciaal belang voor een rechtsstaat. Zonder het vertrouwen van burgers zijn rechtscolleges slecht toegerust voor hun onmisbare rol:9 het leven van onze gemeenschap mee vormgeven door geschillen te beslechten en recht te doen. Burgers die de rechter niet vertrouwen, zoeken andere manieren om geschillen op te lossen, ook buiten het recht om. Slachtoffers zijn minder geneigd om aangifte te doen. Vertrouwen hangt bovendien samen met compliance - de bereidheid om beslissingen na te leven.10 Wie de rechter niet vertrouwt, zal minder geneigd zijn om rechterlijke beslissingen na te leven - of om zich zorgen te maken over een overheid die rechterlijke beslissingen naast zich neer legt.

In de Mercuriale die zij hield bij de opening van het gerechtelijk jaar 2021, zag Ria Mortier, Procureur-Generaal bij het Hof van Cassatie, vertrouwen als een bouwsteen voor legitimiteit.11 Ook dat wijst aan hoe belangrijk het herstel van vertrouwen in de rechter is. Legitimiteit is wat macht tot gezag maakt. Het Europees Hof voor de rechten van de mens relateert het gezag van rechters aan het vertrouwen dat het publiek in hen heeft12 en acht dat vertrouwen essentieel voor een rechtsstaat13 en een democratie.14 Het gaat dan om de mate waarin burgers de beslissingsmacht van rechters aanvaarden (sociale legitimiteit) omdat ze gegrond is in waarden en principes die algemeen worden gedeeld (morele legitimiteit) en berust op een mandaat en waarborgen die in de Grondwet zijn neergelegd (juridische legitimiteit).15 Rechters hebben die legitimiteit nodig, omdat ze voor de uitvoering van hun beslissingen afhankelijk zijn van anderen: partijen en de uitvoerende macht. Vertrouwen houdt de verwachting in dat rechters op grond van juridische expertise, met oog voor de belangen en de omstandigheden van de partijen, en in lijn met gedeelde waarden en principes, een geschil zullen beslechten.16 Legitimiteit is meer institutioneel gegrond, terwijl vertrouwen gaat over wat men verwacht dat de rechter zal doen in een concreet geval. Toch zijn beide concepten nauw verbonden. Wanneer men er steeds minder op vertrouwt dat rechterlijke uitspraken gebaseerd zullen zijn op juridische expertise en geworteld in gedeelde waarden, dan kan dat ertoe leiden dat men, meer fundamenteel, de juridische en morele legitimiteit van justitie in twijfel trekt.

Dat is zeker vandaag van belang: wanneer democratieën onder stress staan, verwachten we dat rechtscolleges de fundamenten van onze democratische rechtsstaat beschermen,17 maar dat kunnen ze enkel doen wanneer burgers hen vertrouwen.18 Juist dan is dat vertrouwen niet vanzelfsprekend. Een wegglijdende democratie ondermijnt het vertrouwen in rechtscolleges op verschillende manieren: door rechterlijke beslissingen te negeren of zonder meer als activistisch af te doen, door de toegang tot de rechter en de reikwijdte van rechterlijk toezicht in te perken, en door een structurele onderfinanciering van justitie, met vervallen gebouwen als gevolg, een tekort aan essentiële middelen, en vacatures die niet ingevuld geraken - een afbraakpolitiek die ook in België zichtbaar is, en de afgelopen maanden aan de kaak werd gesteld in een reeks ongekende protestacties van de Belgische magistratuur. Zonder dat vertrouwen, en de legitimiteit die ermee verbonden is, vermindert de slagkracht van rechters om tegen de politiek op te treden. Tegelijk geeft het politici een vrijgeleide om hun afbraakpolitiek voort te zetten.

2. De HRJ staat voor een moeilijke taak

De HRJ staat voor een belangrijke taak, maar verwachtingen moeten realistisch blijven. Vertrouwen is een complex begrip en hangt van allerlei factoren, waarop de HRJ niet altijd grip heeft. Bovendien ontbreken soms de nodige data om een genuanceerd beeld te krijgen van publiek vertrouwen in justitie. Dat is nochtans nodig om te weten waar het fout loopt, en wat we eraan kunnen doen.

2.1. Wie vertrouwt welke rechter om wat te doen?

Surveys die vertrouwen meten, doen dat vaak heel algemeen. In de Justitiebarometer klinkt het als volgt: «Kan u mij voor elke instelling zeggen of u vertrouwen in deze instelling heeft?», waarna verwezen wordt naar het onderwijs, het parlement, de regering, de pers, de politie, de religieuze instellingen, en justitie. Maar wat betekent dat precies, vertrouwen hebben in justitie? Vertrouwen om wat te doen? Wat verstaan respondenten onder «vertrouwen», en waaraan denken ze bij «justitie»?

Volgens een gezaghebbende definitie is vertrouwen «een psychologische toestand die de intentie omvat om kwetsbaarheid te accepteren op basis van positieve verwachtingen van de intenties of het gedrag van een ander».19 Dat duidt op een relatie tussen twee personen: degene die vertrouwt (A), en degene die vertrouwd wordt (B). In die relatie is A afhankelijk van B, maar is er onzekerheid over wat B zal doen. A is bereid om risico’s te nemen vanuit de verwachting dat B in zijn of haar belang zal handelen. Vertrouwen is ook functioneel: A vertrouwt B om X te doen. De vraag is dan waar A, B en X voor staan wanneer het om justitie gaat.

A. Wie geeft vertrouwen in justitie?

In zijn jaarverslagen verwijst de HRJ steevast naar de burgers. Het vertrouwen van de bevolking in het algemeen is waar het om gaat, en wat de Justitiebarometer meet. Toch is dat niet het enige van tel. Rechters hebben ook het vertrouwen nodig van andere justitiële actoren en van de overheid.

- Burgers: partijen en de bevolking in het algemeen

Vooreerst is de bevolking geen amorf gegeven.20 Surveys erkennen dat. Ze zijn geïnteresseerd in demografische gegevens, zoals leeftijd, geslacht, afkomst, opleiding en sociale klasse. Vertrouwen kan hoog zijn bij de ene bevolkingsgroep, en laag bij de andere. Zo stelde de Vijfde Justitiebarometer vast dat personen die hooggeschoold zijn, zich tot een hogere sociale klasse rekenen, beroepsactief zijn, of behoren tot de eerste generatie nieuwkomers, meer vertrouwen hebben in justitie dan anderen, terwijl leeftijd en gender niet zozeer speelden.21 Een kenmerk zoals gender lijkt wel weer relevant te zijn wanneer er gepolst wordt naar een specifiek type van geschillen. Met andere woorden: wie B is en wat die behandelt (X), is van belang om te weten wie vertrouwen heeft of niet. We komen daarop terug in afdeling C. De slotsom is: als de HRJ het vertrouwen van «de bevolking» moet herstellen, dan volstaat het niet dat de meerderheid van de respondenten haar vertrouwen in justitie uitspreekt. Justitie moet het vertrouwen winnen van diverse groepen in de samenleving.

Voorts hebben rechters die uitspraak doen in een concrete zaak, in de eerste plaats de partijen voor ogen die voor hen staan. Die partijen hebben meer specifieke verwachtingen dan de bevolking in het algemeen. De Vijfde Justitiebarometer geeft aan dat wie al eerder in contact kwam met justitie, minder vertrouwen heeft.22 Dat is problematisch, want het betekent dat justitie tekortschiet in haar concrete werking. Het gaat hier niet om burgers voor wie justitie een abstract begrip is dat ze enkel kennen uit de media: het gaat om hoe justitie concreet ervaren wordt door wie ermee te maken krijgt. Het vertrouwen herstellen van concrete partijen vergt andere middelen dan het vertrouwen herstellen van een breder publiek dat niet in aanraking komt met het gerecht.

- Andere justitiële actoren

De rechter is vaak maar een onderdeel in een ruimere justitiële keten. Andere justitiële actoren zijn, bijvoorbeeld, sociale diensten, advocaten, deurwaarders, politie, het openbaar ministerie en het gevangeniswezen. Hun vertrouwen in de rechter is in het bijzonder van belang wanneer deze actoren moeten samenwerken.23 Maar ook andere rechters kunnen een rol spelen in de vertrouwensrelatie, bijvoorbeeld bij de beslissing om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof of het Hof van Justitie van de Europese Unie,24 of bij de beslissing om een verdachte over te leveren om terecht te staan voor een rechter in een andere EU-lidstaat.25

- De overheid

Ten slotte speelt ook het vertrouwen van de overheid een rol. Het is zelfs een basisvoorwaarde voor een goede werking van het gerecht. Zelfs de beste garanties voor de onafhankelijkheid van de rechter kunnen niet verhinderen dat justitie afhangt van de overheid: om te voorzien in middelen en infrastructuur, bijvoorbeeld, om vonnissen en arresten uit te voeren, om een vlotte doorloop te verzekeren in de hele justitiële keten, en om vertrouwen in justitie uit te dragen naar de bevolking. Het vertrouwen dat de overheid heeft in de rechters is bovendien bepalend voor de beslissingsruimte die rechters toekomt om feiten te kwalificeren of regels te interpreteren. Epstein et al. zien «political support» als een van de factoren die de zogenaamde tolerantie-interval bepalen - de ruimte die rechters hebben waarbinnen de politiek hun beslissingen aanvaardt.26 Steun of «support» is niet hetzelfde als vertrouwen - het is meer affectief en minder functiegericht -, maar vertrouwen wordt wel vaak beschouwd als een bron voor of element van steun.27 Een treffende illustratie is de manier waarop men vandaag uitvoering wil geven aan het Vlaams regeerakkoord om de beslissingsruimte van de Raad voor Vergunningsbetwistingen in te perken - weliswaar als administratief rechtscollege, niet binnen het toepassingsgebied van de Raad voor de Justitie.

De dubbele taak om het vertrouwen van zowel de overheid als de bevolking te winnen, staat overigens op scherp bij dat laatste soort rechtscolleges, in het objectieve contentieux, waar wetten en besluiten rechtstreeks worden aangevochten. Bij de inrichting van het Grondwettelijk Hof bleek de wetgever bijzonder bekommerd om de garanties die konden ingebouwd worden om het vertrouwen van de overheid te winnen. Daartoe dienen, onder meer, de taalpariteit in de samenstelling van het Hof en de toevoeging van rechters met een achtergrond als parlementslid. Dergelijke institutionele waarborgen, die de overheid het signaal geven dat de rechter begrip heeft voor politieke overwegingen en afwegingen, vinden we niet in de inrichting van de gewone rechterlijke macht. Nochtans worden ook gewone rechters geregeld uitgedaagd om uitspraak te doen in zaken met belangrijk maatschappelijk gewicht.

Rechters komen met name in een delicate positie bij zogenaamde strategic public interest litigation, wanneer partijen uiteenlopende maatschappelijke belangen bijeenbrengen in een geschil om te bepalen wat een rechtvaardige samenleving is.28 De Klimaatzaak is daarvan het voorbeeld bij uitstek. Zo’n geschillen worden bijzonder moeilijk wanneer het populisme opgang maakt en rechters niet meer kunnen steunen op gedeelde grondwettelijke waarden waarover de heersende meerderheid en het publiek het eens zijn - wat we «morele» en «juridische» legitimiteit noemden.29 Mann formuleerde de hamvraag als volgt: hoe kunnen rechters hun morele interpretatie van de Grondwet verzoenen met sociale en politieke druk, wanneer het klimaat vijandig staat tegenover de liberale waarden die in de Grondwet zijn verankerd?

B. Wie krijgt het vertrouwen?

Surveys peilen vaak naar vertrouwen in rechtbanken, het rechtssysteem of zelfs het rechtsstelsel in het algemeen, zonder onderscheid te maken tussen rechtscolleges.30 Het is zeer denkbaar dat burgers die justitie enkel kennen via media en televisieseries, vooral aan strafrechtbanken denken. Nochtans maakt het uit over welk rechtscollege het gaat. Zo blijkt dat procedural fairness een belangrijke bron van vertrouwen is voor alle rechters, maar toch nog meer voor strafrechters dan voor burgerlijke rechters, waar distributive fairness bij de uitkomst van de zaak dan weer een grotere rol speelt.31

De survey voor de Vijfde Justitiebarometer probeert het dan ook ruimer te trekken. Ze maakt onderscheid tussen strafrecht en burgerlijk recht, en geeft voorbeelden van uiteenlopende zaken van burgerlijk recht bij de vraag of de burger al eerder in contact kwam met justitie. Toch suggereert ook die survey vooral het beeld van de strafrechter. De meeste algemene vragen gelden voor alle types van geschillen (bv. «De beslissingen zijn rechtvaardig»), maar sommige zijn toegespitst op strafzaken (bv. iemand krijgt «een eerlijk proces»; «Iemand moet kunnen worden vrijgesproken wegens procedurefouten»). Over burgerlijk recht worden slechts vier specifieke vragen gesteld, over strafrecht is dat het dubbele aantal. De vraag rijst of we niet vooral peilen naar wat burgers denken over de strafrechter, en of dat wel zomaar naar de andere rechtscolleges te extrapoleren valt.

Surveys zijn bovendien voornamelijk geïnteresseerd in de gewone rechter. Dat geldt ook voor het wetenschappelijk onderzoek. Naar vertrouwen in het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt wel gepeild,32 maar vertrouwen in grondwettelijke hoven, administratieve rechtscolleges en gespecialiseerde rechtscolleges zijn zelden het voorwerp van studie.33 Dat ook de Vijfde Justitiebarometer die negeert, kan geen verbazing wekken. De Justitiebarometer wordt georganiseerd door de Hoge Raad voor de Justitie, en die is enkel bevoegd voor de gewone rechtscolleges. Toch is het maar de vraag of burgers ook dat onderscheid maken. Met meer dan 2000 nieuwe verzoekschriften per jaar bij de Raad van State alleen,34 zijn administratieve rechters geen marginaal gegeven. De media berichten geregeld over uitspraken van administratieve rechters of het Grondwettelijk Hof, en politici die «rechterlijk activisme» hekelen, nemen ook deze rechtscolleges in het vizier.35 Ervaringen met of berichtgeving en opiniestukken over die rechtscolleges kunnen zodoende ook opinies over rechters in het algemeen kleuren.

C. Vertrouwen waarin?

Ten slotte rijst de vraag welke verwachtingen de burger precies heeft over justitie. In haar Mercuriale maakte Procureur-Generaal Mortier daartoe het onderscheid tussen het geschil dat bij de rechter voorligt, en het conflict dat daaraan ten grondslag ligt. De rechter lost het geschil op, maar niet noodzakelijk het conflict.36

Wanneer we naar vertrouwen in justitie peilen, maken we dus best concreet over welke verwachtingen een vraag wordt gesteld. In de Vijfde Justitiebarometer wordt zo, voor strafrechtzaken, gevraagd of de respondent vindt dat de rechter voldoende streng bestraft of niet, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen zeven types van misdrijven. Daaruit blijkt dat vooral vrouwen vinden dat verkeersmisdrijven en moorden niet streng genoeg worden bestraft, terwijl vooral mannen vinden dat ze (respectievelijk) te streng of voldoende streng worden bestraft. Het maakt duidelijk dat verwachtingen verschillen naargelang van het type van geschil, en dat die verwachtingen anders kunnen liggen bij verschillende groepen in de samenleving.

2.2. Vertrouwen is zoals een diamant: het hangt van veel factoren af

Of we vertrouwen hebben, hangt af van drie categorieën van factoren: kenmerken van de persoon die het vertrouwen geeft, context, en de eigenschappen van de persoon of de instelling die het vertrouwen krijgt.37

A. Wie vertrouwen geeft: persoonlijke kenmerken

Leeftijd, gender, woonplaats, inkomen, opleiding, werk, ideologie en politieke voorkeur, informatiebronnen en - vooral - ervaring met justitie kunnen bepalend zijn voor het vertrouwen dat iemand heeft in justitie.38

Wat doorweegt kan evenwel verschillen, afhankelijk van de vragen en waar, hoe en waarover ze precies worden gesteld. Aan die persoonlijke kenmerken zelf kunnen we niets veranderen. Zoals bleek in de vorige afdeling, hangt bij sommige kenmerken het vertrouwen wel af van het type van geschil. Waar justitie dan wel aan kan werken, is welke signalen ze geeft aan die bevolkingsgroepen.

Op persoonlijke kenmerken heeft justitie weinig grip. Daarop bestaat één uitzondering: ervaringen met justitie. Ervaringen als partij leiden gewoonlijk tot minder vertrouwen, terwijl ervaringen als getuige juist tot meer vertrouwen leiden.39 Gelijkaardige effecten zien we bij personen die niet zelf in contact kwamen met het gerecht, maar wel vrienden of familieleden hebben met zo’n ervaring.40 Justitie kan wel degelijk werken aan hoe gerechtelijke procedures verlopen, en welke signalen dat geeft aan de betrokkenen. In die zin loopt dit kenmerk samen met de eigenschappen van justitie zelf, die we verderop bespreken.

B. Context: de omgeving waarin justitie functioneert

Ook op de context waarin justitie functioneert, hebben we weinig grip. Of een land democratisch goed functioneert, is bijvoorbeeld een bepalende factor voor vertrouwen in justitie,41 maar daar heeft de HRJ geen invloed op.

We kunnen «context» ook begrijpen als de meer onmiddellijke omgeving van justitie. Dat brengt ons bij de notie van «gelaagd vertrouwen»: men kan vertrouwen hebben in justitie op micro-, meso- en macroniveau, waarbij vertrouwen in het ene niveau, of het gebrek daaraan, vertrouwen in de andere niveaus kan beïnvloeden.42 Het microniveau bestaat uit de individuele personen met wie men direct in contact komt: rechters, griffiepersoneel, enz. Het mesoniveau is de gerechtelijke organisatie. Het macroniveau is het rechtssysteem meer in het algemeen.

De individuele rechter kan daarbij optreden als boundary spanner of brugfiguur.43 Zo’n brugfiguur fungeert dan als degene die de waarden en doelstellingen van een organisatie vertegenwoordigt, en die informatie uitdraagt waarmee personen zich een beeld vormen van de gehele organisatie, en hoe betrouwbaar die is.44 Vertrouwen in een individuele rechter kan dan bepalend zijn voor vertrouwen in de gehele organisatie, en zelfs voor het gehele rechtssysteem. Evengoed kunnen negatieve ervaringen met een rechter meteen het vertrouwen in justitie als geheel doen afnemen.

Omgekeerd kan de bredere context, het rechtssysteem als zodanig, het vertrouwen in justitie beïnvloeden. Wanneer dat rechtssysteem bijvoorbeeld niet opgewassen is tegen ontwikkelingen zoals grensoverschrijdende criminaliteit en technologische ontwikkelingen, of niet in staat is om kinderen in kwetsbare situaties gepaste noodopvang te bieden, dan kan dat het vertrouwen in justitie zelf ondermijnen.

C. De eigenschappen van justitie: hoe betrouwbaar is de rechter?

Meer grip hebben we op de derde categorie: de kenmerken van wie vertrouwd wordt. Daar gaat het over de vraag hoe betrouwbaar justitie overkomt. Ook dat is niet helemaal in handen van justitie zelf. Afdeling 2.3. bespreekt wie signalen van betrouwbaarheid kan uitsturen. Hier gaat het om welke signalen betrouwbaarheid uitstralen.

Daartoe wordt in de sociologische literatuur vaak het ABI-model gebruikt.45 ABI staat voor Ability of bekwaamheid, Benevolence of welwillendheid, en Integrity of integriteit. Toegepast op justitie betekent dit dat we het publiek ervan moeten overtuigen dat bekwame rechters geschillen oplossen op een welwillende en integere manier.

- Bekwame rechters

Bij bekwaamheid is juridische expertise het eerste aandachtspunt. Zo moeten rechters over een masterdiploma in de rechten beschikken, en hebben ze vaak beroepservaring als jurist of advocaat. Daar bovenop geeft artikel 259bis 9 van het Gerechtelijk Wetboek een belangrijke taak aan de HRJ. De Verenigde Benoemingscommissie moet immers de programma’s voor het examen inzake beroepsbekwaamheid en het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage voorbereiden.

Om een adequaat beeld te hebben van feiten en omstandigheden en van wat er op het spel staat, is echter meer nodig dan juridische kennis alleen. Ook technische kennis kan nodig zijn, zeker in zeer gespecialiseerde zaken. Soms worden daartoe bijzondere rechtscolleges opgericht - arbeidsrechtbanken, ondernemingsrechtbanken, maar ook bijvoorbeeld een patentenhof. Of worden er gespecialiseerde lekenrechters toegevoegd - bijvoorbeeld in sociale zaken, met bijzondere kennis van de situatie van elke partij, werknemers en werkgevers.

Maar bekwaamheid gaat niet enkel over de inhoud. Het gaat ook over de snelheid waarmee recht wordt gesproken.46 Daar scoort justitie niet zo goed. Volgens de Vijfde Justitiebarometer vindt 89% van de respondenten dat de behandeling van een rechtszaak te lang duurt.47

- Welwillende rechters

Een welwillende rechter geeft om de belangen en noden van de partijen die voor hem of haar staan. Een eerdere bijdrage in het Rechtskundig Weekblad ging al in op de mismatch tussen de juridische vertaling hiervan en hoe mensen dat beleven.48 De blinddoek van Vrouwe Justitia betekent dat de rechter geen oog heeft voor kleur, gender of afkomst: iedereen wordt gelijk wordt behandeld, wie er ook terecht staat.49 Rechters zijn echter zelf mensen, met persoonlijke ervaringen die gekleurd worden door hun eigen kleur, gender of afkomst, en die van invloed kunnen zijn op hoe de rechter feiten en omstandigheden kwalificeert en evalueert.

Signalen van welwillendheid komen dan voort uit de manier waarop recht wordt gesproken, de manier waarop partijen worden behandeld, en hoe de magistratuur eruit ziet. Belgische studies wijzen uit dat vooroordeel - bijvoorbeeld tegen personen met een islamitisch klinkende naam - wel degelijk een rol speelt,50 maar er is te weinig onderzoek voorhanden voor een globaal en genuanceerd beeld over welke kenmerken in welk type van zaken de uitkomst beïnvloeden. Los van de uitkomst speelt ook de manier waarop partijen worden behandeld een belangrijke rol. Procedural justice blijkt zelfs de belangrijkste determinant te zijn voor vertrouwen bij wie ooit betrokken was in een rechtszaak.51 Soms gaat het dan gewoon over de vraag of partijen vriendelijk en respectvol behandeld werden.52 En ten slotte kan ook hoe justitie eruit ziet, een zeer zichtbaar signaal van welwillendheid geven.53 Een divers ogende justitie kan personen uit minderheidsgroepen bij de eerste aanblik het gevoel geven dat de rechter oog zal hebben voor hun situatie. Signalen van betrouwbaarheid kunnen zodoende worden versterkt door de manier waarop recht wordt gesproken - waarbij vooroordeel kan worden tegengegaan door, bijvoorbeeld, diversiteitstraining, respectvolle omgang en een divers ogende justitie.

Integere rechters

Integriteit, ten slotte, gaat over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechters, maar ook over de waarden die de beslissing kleuren.

Voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid bieden verdragen, de Grondwet en de wetgeving garanties. Ook van belang is dat er een auditsysteem bestaat, dat ingrijpt wanneer magistraten zich niet correct gedragen. Van belang is wel dat een dergelijk ingrijpen zichtbaar is: het versterkt enkel het vertrouwen bij wie informatie over justitie haalt uit nieuwsmedia, in de veronderstelling dat die erover berichten.54 Transparantie heeft hoe dan ook een positief effect op vertrouwen in justitie.55 Dat kunnen we ook in verband brengen met integriteit, want wie integer is, heeft niets te verbergen.

Daarnaast spelen gedeelde waarden een belangrijke rol om vertrouwen op te bouwen. Hier houdt vertrouwen verband met de «morele legitimiteit» van justitie: de motivering van een beslissing moet geworteld zijn in de waarden en principes die iedereen redelijkerwijs aanvaardt56 - in het bijzonder die welke we als samenleving zo belangrijk vinden dat we ze vastleggen in de Grondwet en grondrechtenverdragen. Dat wordt problematisch in een gepolariseerde samenleving, wanneer de rechter en de regerende meerderheid daarin geen gemene grond meer vinden, en ook de bevolking sterk verdeeld is. Wanneer het klimaat vijandig staat tegenover de liberale waarden die in de Grondwet zijn verankerd, wordt het voor de rechter bijzonder moeilijk om in politiek gevoelige zaken een oordeel te vellen dat vertrouwen wekt.57

3. De HRJ kan er niet alleen voor staan

Uit het voorgaande bleek al dat justitie in het algemeen, individuele rechters en de HRJ in het bijzonder, niet altijd grip hebben op de factoren die bepalend zijn voor vertrouwen. De HRJ kan voornamelijk werken aan de signalen die justitie uitzendt om een beeld van betrouwbaarheid te scheppen. Justitie - laat staan de HRJ - is echter niet de enige die zo’n signalen uitzendt. En ook binnen justitie zelf is er een verscheidenheid aan actoren, waarvan velen buiten het bereik van de HRJ vallen.

Magistraten. Signalen komen vanzelfsprekend eerst vanuit de magistraten. Die vallen, zoals vermeld, niet altijd binnen het bereik van de HRJ - bijvoorbeeld wanneer zij zetelen in administratieve rechtscolleges of het Grondwettelijk Hof. Overigens heeft de HRJ evenmin veel controle op het functioneren van gewone rechters, die immers ook ten aanzien van de HRJ onafhankelijk moeten kunnen werken. Tuchtrecht is zodoende uitdrukkelijk géén instrument in handen van de HRJ.58 Voor de cultuur die binnen een rechtscollege heerst, ten slotte, spelen de korpschefs van de hoven en rechtbanken en de parketten een cruciale rol. De HRJ hangt ook van hen af voor de uitvoering van de aanbevelingen die hij doet naar aanleiding van klachten.

De overheid. Bekwaamheid gaat over de wijze waarop en de snelheid waarmee magistraten recht spreken. Het budget dat de overheid aan justitie toekent, heeft daarop invloed.59 Wanneer vacatures niet ingevuld raken en magistraten te veel dossiers hebben om snel en zorgvuldig te werken, dan kan dat leiden tot fouten en vertraging. Bovendien gaat betrouwbaarheid om de perceptie die wordt gecreëerd. Zoals we al eerder aanvoerden:60 wie een gerechtsgebouw in erbarmelijke toestand betreedt, of jaren moet wachten op een pleitdatum wegens onderbezetting van magistraten, krijgt niet het signaal dat de overheid veel belang hecht aan een kwaliteitsvolle justitie en een goed procesverloop. Rechtzoekenden kunnen dat ook justitie zelf aanrekenen: in het Jaarverslag Klachtenbehandeling van de HRJ staat bijvoorbeeld de klacht vermeld van verzoekers die eisende partij waren in een burgerlijk proces rond het overlijden van hun zoon, en zich respectloos behandeld voelden door de erbarmelijke toestand van het gebouw, waardoor zij zitting moesten houden in het kantoor van de rechter waar onvoldoende stoelen voorhanden waren, en gelach uit de gang de zitting verstoorde.61 Een aanhoudende structurele onderfinanciering van justitie ondermijnt zodoende het vertrouwen in justitie, en in de rechtsstaat zelf.62 Ook procedural justice hangt niet volledig van justitie zelf af. Het is de wetgever die gerechtelijke procedures vastlegt. Die, bijvoorbeeld, de toegang tot de rechter beperkt voor wie vergunningen wil aanvechten, en dat blijft proberen, ook als het Grondwettelijk Hof al heeft uitgelegd waarom dat ongrondwettig is.63 Of procedures schriftelijk laat verlopen, wat het menselijke aspect eraan ontneemt.64 Wanneer het misloopt bij justitie - bijvoorbeeld wanneer kinderen in onveilige thuissituaties niet geplaatst geraken, gesloten instellingen geen plaats meer hebben voor jongeren die verstrikt zitten in criminele organisaties, of een gebrekkige strafuitvoering bij drugsdealers een gevoel van straffeloosheid doet ontstaan -, dan gaat het vaak om symptomen van meer structurele problemen die niemand afzonderlijk kan oplossen, maar die een omvattende aanpak behoeven waarvoor het beleid samenwerkt met handhavers, magistraten, mensen op het terrein en het middenveld.

Politieke actoren, al dan niet verkozen of met een uitvoerend mandaat, geven ook signalen van betrouwbaarheid af door de manier waarop ze over justitie communiceren. Wanneer ministers en partijvoorzitters zich steeds minder geremd voelen om kritiek te geven op individuele rechtszaken, politieke partijen campagne voeren tegen wat zij «wereldvreemde rechters» noemen, parketmagistraten die actie aankondigen tegen fraude in de politiek worden weggezet als «politiek benoemd», rechters die ongrondwettig beleid aankaarten «activistisch» worden genoemd, rechterlijke beslissingen niet worden uitgevoerd, en dwangsommen niet worden betaald - wanneer dat alles systematisch gebeurt, dan geeft de politiek een heel krachtig signaal af aan de bevolking dat rechters niet te vertrouwen zijn. Dat ze onbekwaam, partijdig en niet integer zijn.

Justitiemedewerkers - en ambtenaren in het algemeen. Het beeld dat mensen van justitie hebben, wordt niet enkel door magistraten bepaald. Vele andere actoren geven justitie een gezicht: griffiers, wie aan het loket zit, politie, sociale actoren die minderjarigen begeleiden die met de jeugdrechter te maken hebben, enzovoort.65 Dat blijkt ook uit de jaarverslagen klachtenbehandeling van de HRJ, die onder meer rapporteren over klagers die zich weinig respectvol behandeld voelden door griffiepersoneel of de administratieve beheerder van een dossier. De manier - respectvol of niet - waarop een van die actoren personen behandelt, kan al bepalend zijn voor het beeld dat wordt geschapen over justitie in het algemeen. Meer nog: de ervaring die men heeft met ambtenaren buiten justitie, kan worden geëxtrapoleerd naar justitie, en kan dus bepalend zijn voor het vertrouwen.66

Advocaten spelen een sleutelrol om het publieke vertrouwen in justitie en rechter te verzekeren. Ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) wijst daarop.67 Niet voor niets wijst de deontologische codex voor advocaten erop dat de advocaat «zich bewust [moet zijn] van zijn bijzondere hoedanigheid van advocaat, waardoor hij een centrale positie inneemt in de rechtsbedeling».68 Er wordt bovendien betwijfeld of de burger wel onderscheid maakt tussen togadragers, zodat de manier waarop advocaten in beeld komen, ook het vertrouwen in de rechter kan beïnvloeden.69 Tegelijk heeft de advocaat vrijheid van spreken, en is diens eerste verantwoordelijkheid de belangen van de cliënt, eerder dan die van het gerecht. Wanneer een advocaat publieke statements maakt over de rechter die uitspraak doet in een zaak, mag de toon dan ook bijtend en sarcastisch zijn, aldus het EHRM, maar geen persoonlijke aanval, niet beledigend of misleidend, en steeds nauw verbonden met de zaak.70

Media. Hoe mensen het contact met het gerecht hebben ervaren - persoonlijk contact, of dat van vrienden en familieleden -, is van cruciaal belang voor de mate waarin zij justitie vertrouwen. De meeste mensen komen echter niet in aanraking met het gerecht. Hun beeld van justitie, en hoeveel vertrouwen dat schept, halen zij uit andere bronnen. Daaronder vallen ook media: zowel de traditionele pers als social media, en zelfs fictiereeksen en films.71 Hoe die media berichten over individuele arresten, kan erg bepalend zijn voor het vertrouwen. Zeker wanneer opvallende titels de blik van lezers moeten vangen, kan een vonnis of arrest verontwaardiging oproepen die niet noodzakelijk recht doet aan feiten of motivering. Persrechters spelen een belangrijke rol om dat te sturen, maar zijn niet bij machte om de communicatie volledig te beheersen. Hoe journalisten het verhaal vertellen, wordt mede bepaald door tijdsdruk, het menselijk perspectief en klikbaarheid.72 Wie het vervolgens op social media verder verspreidt, is bovendien niet meer gebonden aan een journalistieke deontologie.

Universiteiten. Hoe rechters omgaan met partijen en communiceren met de ruimere bevolking, maakt deel uit van een juridische cultuur: de factoren - waarden, regels, praktijken en mentale ingesteldheid - die bepalen hoe de taak van de rechter wordt uitgevoerd en gewaardeerd binnen het rechtssysteem zelf.73 Wat die cultuur is, en hoe ze gewijzigd wordt, hangt in de eerste plaats af van de rechterlijke organisatie zelf. Maar ook de rechtenopleiding bepaalt mee wie rechter wordt en hoe die kijkt naar recht, de taak van de rechter en diens verhouding met de samenleving.

Het overzicht is niet exhaustief, en leert ons vooral dat vertrouwen afhangt van veel actoren. We kunnen de HRJ dus niet de volle verantwoordelijkheid geven om het vertrouwen in justitie te bewaken.

4. Wat de HRJ kan bijdragen

Er is echter veel dat de HRJ wél kan doen. In wat volgt, wordt ingegaan op drie actiepunten waar de HRJ een rol kan spelen - en vaak reeds speelt. Die actiepunten sluiten aan bij de drie kerntaken van de HRJ: zijn rol bij de selectie, loopbaan en vorming van rechters, zijn toezicht op de werking van het gerecht, en zijn adviesverlening en andere initiatieven die hij kan nemen om de werking van justitie te verbeteren. Dat kunnen we vertalen als het (helpen) creëren van een vertrouwenwekkende cultuur (4.1.), het handhaven van zo’n cultuur (4.2.) en het engageren van andere stakeholders om die cultuur te bewaren en uit te dragen (4.3.).

4.1. Een vertrouwenwekkende cultuur creëren

Hoe rechters hun taak uitvoeren, en of zij daarmee signalen van betrouwbaarheid uitzenden, hangt mede af van de cultuur die binnen justitie heerst. In zijn Jaarverslag 2000 wees de HRJ daar al op: «Van de magistraten wordt verwacht dat zij een inspanning leveren om hun tradities en corporatieve cultuur te overstijgen», stond daar.74 Maar ook de HRJ heeft instrumenten in handen om aan die cultuur te werken.

Waarden en principes expliciteren

Waarden zoals de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter en procedural justice - een eerlijk en transparant proces - staan neergeschreven in de Grondwet en mensenrechtenverdragen, en worden beschouwd als fundamentele rechtsbeginselen. Verder verbiedt de wet, in eerder vage bewoordingen, rechters om afbreuk te doen aan «de waardigheid van het ambt», «de goede werking van justitie» of «het vertrouwen in de instelling».75 In 2019 gaf de wetgever opdracht aan de HRJ om dat verder in te vullen. Artikel 404 Ger.W. bepaalt nu dat deze ambtsplichten moeten worden geïnterpreteerd in het licht van de algemene beginselen inzake de deontologie, en artikel 305 Ger.W. geeft de HRJ de opdracht om, na advies van de Adviesraad van de magistratuur, die deontologische beginselen neer te leggen.

De HRJ had in 2012 al een «deontologische gids» uitgebracht, en werkte die in 2024 uit tot de «Algemene principes inzake de deontologie van magistraten» (hierna: Algemene Principes).76 Daarin somt de HRJ zeven deontologische principes op: 1) onafhankelijkheid, 2) onpartijdigheid, 3) integriteit, 4) terughoudendheid en discretie, 5) bekwaamheid en ijver, 6) respect en luisterbereidheid, en 7) non-discriminatie. Daarin zijn ook de indicatoren van betrouwbaarheid terug te vinden: ability in «bekwaamheid en ijver»; «benevolence» in «onpartijdigheid», «respect en luisterbereidheid» en «non-discriminatie»; integrity in «onafhankelijkheid», «onpartijdigheid», en «integriteit». Belangrijk voor integrity is dat de deontologische principes ook wijzen op de plicht van de rechter om grondwettelijke waarden uit te dragen: loyauteit aan de verplichting om zijn bevoegdheden uit te oefenen, «mag de democratische principes en de fundamentele rechten en vrijheden echter niet in het gedrang brengen of daartoe bijdragen»77 en «wanneer de democratie en de fundamentele vrijheden in gevaar zijn, wijkt de terughoudendheid van de magistraat voor het recht om [op een waardige en evenredige wijze] te reageren en te handelen».78 De gids bevat voor elk principe een algemene omschrijving, gevolgd door gedragsindicatoren. Enkel voor «non-discriminatie» ontbreken gedragsindicatoren. Nochtans liggen precies daar de verwijten die in de media al snel worden gemaakt ten aanzien van justitie: dat ze bepaalde groepen voortrekt, en andere achterstelt. Dat toont dat een deontologische gids een levend instrument moet zijn, dat voortdurende reflectie en aanpassing vereist. Zo’n oefening mag niet achter gesloten deuren gebeuren. Om impact te hebben op de cultuur binnen justitie, moet de deontologische code bovendien een instrument zijn dat gedragen wordt door de justitiële actoren. Eerder werd al opgemerkt dat de code niet volgde op een breed debat, en dat er ook nadien eerder weinig ruchtbaarheid aan werd gegeven.79

Magistraten selecteren

De volgende stap is om die waarden te incorporeren in de mentaliteit van de justitiële actoren. Dat begint al bij de selectie van magistraten. De Grondwet draagt de HRJ op om kandidaten voor te dragen, voor een benoeming tot rechter of tot magistraat van het openbaar ministerie, of voor de functie van eerste voorzitter of van korpschef bij het openbaar ministerie, en om standaardprofielen voor die functies op te stellen.80 Het Gerechtelijk Wetboek heeft daartoe voornamelijk oog voor bekwaamheidsvereisten, met name juridische kennis en beroepservaring.81 Het is aan de HRJ om zich te beraden over de concrete skills en eigenschappen die nodig zijn om de gewenste deontologische waarden te incorporeren: om welwillendheid te tonen en integriteit te waarborgen, maar ook om de bekwaamheid van rechters aan te scherpen voorbij louter juridische kennis.82 Mortier wees al op een evolutie in het selectieproces, dat niet meer louter juridische kennis toetst maar ook juridisch denkvermogen, en via psychologische testen eveneens menselijke vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken waardeert, met inbegrip van empathisch vermogen en integriteit.83 Weinig is echter geweten over de concrete testen: op welke wijze ability, benevolence en integrity daarin worden getest, wat doorweegt, en hoe het selectiebeleid geëvalueerd wordt. Hetzelfde geldt voor het loopbaanbeleid en de criteria die doorwegen om iemand tot korpschef te promoveren. Het is nochtans van cruciaal belang dat zo’n korpschef zelf de onderliggende waarden uitdraagt. Die korpschef bepaalt immers in grote mate welke cultuur heerst op het terrein. De HRJ hangt bovendien af van deze persoon voor het gevolg dat (al dan niet) wordt gegeven aan zijn aanbevelingen.

Magistraten evalueren

De deontologische waarden moeten ook doorspelen bij de evaluatie van rechters. De HRJ heeft daar geen rechtstreekse impact op, maar adviseert wel over het evaluatiesysteem. Twee koninklijke besluiten leggen de criteria voor evaluatie neer.84 Het KB van 20 juli 2020 kent daarbij een hiërarchie toe tussen drie groepen van criteria, van A tot C. Het grootste belang wordt gehecht aan kenmerken die op ability wijzen: juridische kennis, doeltreffendheid en doelmatigheid, en besluitvaardigheid, maar ook aan integriteit, en aan communicatie- en uitdrukkingsvaardigheid. Welwillendheid is daarin minder zichtbaar. Vormingsbereidheid en openheid van geest komen pas in groep C aan de orde. De HRJ stelde terecht een kwalitatief beoordelingssysteem voor waarin elk criterium telt, zodat ook bij een positieve totaalscore elke tekortkoming voor een afzonderlijk criterium tot remediëring leidt, ongeacht het totaalbeeld.85 Om impact te hebben op de cultuur binnen de organisatie, is het ten slotte belangrijk dat evaluaties worden ingezet om een ontwikkelingstraject uit te tekenen, eerder dan te dienen voor tuchtprocedures.86

De vorming van magistraten

Artikel 151, § 3 GW kent de HRJ ook een rol toe «bij de vorming van de rechters en de ambtenaren van het openbaar ministerie». Het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding staat concreet in voor de initiële en permanente opleiding en voor loopbaanbegeleiding, maar de HRJ verstrekt richtlijnen voor de programma’s.87 Om de deontologische waarden deel te laten uitmaken van de cultuur binnen justitie, speelt vorming een cruciale rol. In de Algemene Principes wordt dat opgemerkt voor «luistervaardigheid»: «Luistervaardigheden en aandacht voor anderen zijn geen aangeboren kwaliteiten: er kan aan worden gewerkt, en ze moeten deel uitmaken van de opleiding van de magistraat.»88 Hetzelfde geldt evenwel voor vele andere eigenschappen die uit de Algemene Principes volgen, zoals - om maar enkele voorbeelden te noemen - bewustwording van de diversiteit van de maatschappij,89 communicatievaardigheden en het gebruik van een klare taal90, het vinden van een evenwicht tussen empathie en welwillendheid enerzijds, en nauwgezetheid bij de toepassing van de wet anderzijds,91 en managementvaardigheden.92 De wet maakt een opleiding inzake deontologie ook verplicht voor magistraten.93 Of voorzien wordt in opleidingen die aan alle gewenste vaardigheden bijdragen, valt moeilijk te zeggen van buitenaf: de informatie op de website is enkel voor de justitiële actoren toegankelijk. Hoe effectief die vorming is, weten we evenmin. Uiteindelijk hebben magistraten slechts recht op opleiding gedurende vijf dagen per gerechtelijk jaar.94

Hoe dan ook vergt het incorporeren van een cultuur via vorming meer dan het organiseren van enkele cursussen. Het veronderstelt toegespitste trainingen en workshops - leiderschapstrainingen, diversiteitstrainingen, schrijfworkshops ... - , individuele coaching om skills te ontwikkelen zoals stress- en timemanagement, en een forum om goede praktijken uit te wisselen. Zo’n forum kan ook dienen om maatschappelijke debatten over justitie te bespreken en te overleggen hoe magistraten hiermee kunnen omgaan met eerbiediging van de deontologische principes, wat op zijn beurt als input kan dienen voor de doorlopende reflectie over de Algemene Principes.

Profiel en waarden communiceren

Ten slotte moeten de deontologische waarden en het bijbehorende profiel van de rechter ook duidelijk zijn voor het ruimere publiek. Het publiek vertrouwt justitie pas wanneer het signalen van betrouwbaarheid ontvangt. Dat betekent dat de kenmerken die op ability, benevolence en integrity wijzen, zichtbaar moeten worden gemaakt. Diversiteit binnen justitie is daar één aspect van.95 De HRJ is zich daarvan bewust: hij pleit voor een meer diverse magistratuur en ging daarover in debat met maatschappelijke actoren en bracht aanbevelingen uit, onder meer om kandidaten uit minderheidsgroepen aan te trekken tot de magistratuur en om een inclusieve werkcultuur te stimuleren.96 Ook een systeem van mentoren binnen de organisatie zou daaraan kunnen bijdragen. Maar los daarvan moet het publiek kennis krijgen van het profiel van de rechter en de waarden die deze uitdraagt. Wie «rechter» intikt op de Google-zoekmachine en afbeeldingen vraagt, krijgt mensen in toga te zien, zowel mannen als vrouwen, maar overheersend oudere mannen, en bijna allemaal wit, en ook wel foto’s en tekeningen van voorzittershamers die verwijzen naar de macht van de rechter om ons tot de orde te roepen, om een zaak af te sluiten en over partijen te oordelen. Het vergt een aanhoudend communicatiebeleid om dat beeld over de rechterlijke macht te nuanceren.

Dat leidt tot de volgende vier aanbevelingen.

Box 1. Aanbevelingen om een vertrouwenwekkende cultuur te helpen creëren.

De Hoge Raad kan bijdragen aan het vertrouwen in Justitie door:

1. De deontologische principes als een voortdurende oefening te zien, waarover men moet blijven reflecteren door middel van een breed debat, en die geregeld moet worden aangepast en aangevuld;

2. Het selectiebeleid geregeld te evalueren, met aandacht voor de eigenschappen die verwacht worden van een deskundige, welwillende en integere rechter, en de criteria die daarbij doorwegen;

3. De vorming uit te bouwen met opleidingen die zijn toegespitst op het profiel van een deskundige, welwillende en integere rechter, aangevuld met individuele coaching en een forum voor de uitwisseling van goede praktijken, en geregeld te evalueren of dat wel degelijk bijdraagt aan de gewenste cultuur;

4. Meer openlijk te reflecteren en te communiceren over het gewenste profiel van een rechter en de deontologische principes.

4.2. Een vertrouwenwekkende cultuur handhaven

Om bij te dragen tot het handhaven van een vertrouwenwekkende cultuur, geeft de Grondwet aan de HRJ de bevoegdheid om toe te zien op het gebruik van interne controlemiddelen, klachten inzake de werking van de rechterlijke orde te ontvangen en op te volgen, en onderzoek in te stellen naar de werking van de rechterlijke orde.97 De HRJ kan zo reageren op problemen in de werking van de rechterlijke orde die het voorwerp uitmaken van het publiek debat, of die blijken uit individuele klachten.

De Verenigde advies- en onderzoekscommissie kan de werking van de rechterlijke orde doorlichten door middel van audits en bijzondere onderzoeken. Audits zijn constructief van aard: ze leggen structurele problemen bloot en doen voorstellen om ze te verhelpen. Bijzondere onderzoeken worden ingesteld wanneer er aanwijzingen zijn van een disfunctie. De HRJ beschikt in dit geval over meer onderzoeksmiddelen. Zo kan hij in dat geval verklaringen onder ede afnemen.98

Klachtenbehandeling

Audits en bijzondere onderzoeken kunnen worden gevoerd naar aanleiding van individuele klachten, die niet steeds de pers halen, maar wel degelijk impact hebben op de werking van het gerecht en het beeld dat dat burgers hebben van justitie. De audit over de impact van het Nationaal Register voor gerechtsdeskundigen kwam er bijvoorbeeld (onder meer) naar aanleiding van verschillende klachten die werden ontvangen over het verloop van de gerechtelijke deskundigenonderzoeken.99 Niet alle gegronde klachten hoeven overigens tot een audit of bijzonder onderzoek te leiden: soms volstaat het om het betrokken rechtscollege of parket in te lichten om tot een directe remediëring te komen.

Deze klachten geven meteen een beeld van wat rechtzoekenden verwachten, en waar men tekortschiet. Uit het jaarverslag van de HRJ blijkt bijvoorbeeld dat in 2023 de meeste klachten die de Klachtencommissies ontvingen en die binnen hun bevoegdheid vielen, te maken hadden met signalen inzake ability: over het verloop van de procedure - voornamelijk wegens het gebrekkige beheer van een dossier - en de lange duur van de rechtsgang, samen goed voor 41% van de klachten. Maar ook benevolence blijkt een belangrijk aandachtspunt, met name of de verzoeker zich fair en respectvol behandeld voelde. Het gaat dan over de houding van een magistraat, deskundige of griffier en een gebrek aan eerbied in de omgang, omgang en communicatie met justitie, en taalgebruik, samen 28% van de klachten. Klachten, ten slotte, over de partijdigheid van een magistraat of deskundige, die we kunnen linken aan integrity, maken bijna 7% uit van het totaal.100 Dit zijn grove inschattingen: sommige dossiers in de categorie «verloop van de procedure» kunnen ook als een probleem van integriteit worden beschouwd, bv. wanneer de verzoeker zich onder druk gezet voelde in te stemmen met het uitzenden van delen van het verhoor in een televisieprogramma.101

De HRJ heeft zelden de bevoegdheid om rechtstreeks in te grijpen. Wel kan hij adviezen en aanbevelingen formuleren. Ook dan is het belangrijk dat de verzoeker die een disfunctie aan het licht brengt, het signaal krijgt dat zijn klacht ernstig wordt genomen en de HRJ actie neemt om te remediëren. Dat hoeft niet noodzakelijk in de vorm van een audit of bijzonder onderzoek. De HRJ kan het probleem ook aankaarten bij de betrokken korpschef, aanbevelingen doen, of, in ernstige gevallen, erop aandringen om een tuchtrechtelijk of strafrechtelijk dossier te openen. Pas wanneer gebreken in de werking meer structureel blijken te zijn, kan er aanleiding zijn voor audits, onderzoeken, met aanbevelingen of adviezen aan de rechtscolleges, het Openbaar Ministerie, de wetgever, de regering of andere overheidsinstanties.

De HRJ heeft geen invloed op wat er vervolgens met die aanbevelingen of adviezen gebeurt. Vaak melden instanties spontaan wat ze ondernomen hebben, zo blijkt uit de jaarverslagen van de HRJ.102 De wet verplicht de commissies wel om de klager in te lichten over het gevolg dat aan de klacht gegeven werd,103 maar dat betreft enkel de vraag of de klacht ontvankelijk en gegrond werd bevonden.104 De HRJ neemt zich voor om meer systematisch in gesprek te gaan met korpschefs over het gevolg dat werd gegeven aan gegronde klachten.105 Er bestaat echter geen wettelijke verplichting voor rechtscolleges en het Openbaar Ministerie om te rapporteren over wat zij met de vaststellingen en aanbevelingen van de Klachtencommissies hebben gedaan. Uit het Jaarverslag 2023 blijkt bijvoorbeeld dat de Klachtencommissies herhaaldelijk vaststelden dat de vaststellingstermijn bij hoven van beroep te lang duurde, maar er wordt geen opvolging van deze bevindingen gerapporteerd.106 Dat maakt het moeilijk voor de HRJ om volledig zicht te krijgen op de doelmatigheid van zijn klachtenbehandeling. Meer druk kan hij zetten in dossiers die alsnog in de media terechtkomen - al dan niet op aansturen van de HRJ zelf. Zeker dan is het van belang te kunnen aantonen dat er wordt ingegrepen. Zo bijvoorbeeld toen de HRJ na een melding vaststelde dat er fraude werd gepleegd tijdens het magistratenexamen strafrecht in januari 2024.107 Hij liet dat niet zonder gevolg: het dossier werd overgemaakt aan de Procureur-Generaal voor een strafonderzoek en tuchtmaatregelen, en de HRJ stelde externe experten aan om de werkprocessen van examens en selecties tegen het licht te houden en aanbevelingen te formuleren om fraude te voorkomen.108

Audits en bijzondere onderzoeken

Audits en bijzondere onderzoeken kunnen ook worden gevoerd zonder individuele klacht. Ze kunnen volgen op het verzoek van de minister van Justitie. Dat leidde bijvoorbeeld tot de audit over de verruimde minnelijke schikking in strafzaken.109 Of ook wanneer de werking van de rechterlijke orde voorwerp wordt van een maatschappelijk debat, en van aard is om het vertrouwen in justitie te ondergraven. Een voorbeeld betreft het bijzonder onderzoek over de aantijging dat het gerecht, onder druk van de Katholieke Kerk, een doofpotoperatie zou hebben gevoerd rond de klachten van seksueel misbruik in de kerk.110 Een ander voorbeeld is het bijzonder onderzoek naar de disfuncties die ertoe leidden dat een Tunesisch uitleveringsverzoek in de kast bleef liggen, zodat de betrokkene in België bleef en daar een terreuraanslag kon plegen die twee Zweden het leven kostte.111 Of nog: hoe het gerecht is omgegaan met het dossier van een man die tot een gevangenisstraf was veroordeeld wegens verkrachting en diefstal met geweld, maar door de lange doorlooptijd bij het hof van beroep vrij kon rondlopen, en vervolgens de studente Julie Van Espen verkrachtte en vermoordde. Ook audits kunnen inspelen op problemen die de pers halen, ook wanneer de emoties errond minder hevig zijn. Een voorbeeld is de audit rond de problematiek van het hof van beroep van Brussel, gekenmerkt door een problematisch personeelsverloop, achterstand en de aard van de dossiers die samenhangen met de kenmerken van een metropool als Brussel.112 Minder duidelijk is waarom de HRJ in het ene geval voor een audit kiest en in het andere voor een bijzonder onderzoek. Dat kan problematisch zijn wanneer de keuze voor een audit de indruk wekt dat de HRJ een disfunctie niet volledig zou willen uitspitten.

Op andere dossiers die voor maatschappelijke beroering zorgden, was de reactie van de HRJ dan weer minder zichtbaar. Het Reuzegom-arrest, bijvoorbeeld, wekte een hevig debat op rond klassenjustitie, maar gaf geen aanleiding tot een bijzonder onderzoek. In een persbericht legde de HRJ uit dat hij «zich op geen enkele wijze [mag] uitspreken over de inhoud van een rechterlijke beslissing», maar dat hij «vandaag reeds [werkt] rond de verschillende thema’s die dit debat beheersen». Wat het HRJ hier concreet rond deed, was echter niet zichtbaar, en kon dus moeilijk als signaal dienen. Daar kon ook een korte toelichting in het jaarverslag niet aan verhelpen.113 Bovendien was het, om te antwoorden op aantijgingen van klassenjustitie, niet nodig om uitspraak te doen over een individueel arrest. Klassenjustitie verwijst immers naar een structureel probleem, en dat is iets wat wél kan worden onderzocht in een audit of een bijzonder onderzoek.

De HRJ als kenniscentrum

De opdrachten waarmee de HRJ een vertrouwenwekkende cultuur helpt te handhaven, veronderstellen dat de Raad als een kenniscentrum werkt. Om operationele en structurele problemen te ontdekken en om aanbevelingen te doen om hieraan te remediëren, moet de HRJ data verzamelen. Daartoe geeft de wet ook middelen: wanneer de HRJ om inlichtingen vraagt, zijn gerechtelijke overheden verplicht daarop in te gaan, en bij bijzondere onderzoeken kunnen personen onder ede worden gehoord.114 Om de werking van het gerecht over een langere termijn op te volgen en de overheid te adviseren, heeft de HRJ echter data nodig, ook los van audits en bijzondere onderzoeken.

Die data betreffen in de eerste plaats de evolutie in het vertrouwen dat burgers hebben in justitie. Tot nog toe voerde de HRJ vijfmaal een Justitiebarometer uit om dat vertrouwen te meten: in 2002, 2007, 2010, 2014 en 2024. Zeker tussen de laatste en de voorlaatste meting ligt een lange tijd. Daardoor valt moeilijk aan te geven of de knik in het vertrouwen die de laatste meting toont, specifiek te wijten is aan het Reuzengom-arrest, of een trend is die zich over een langere periode aftekent. Aangezien het behoud van vertrouwen in justitie de bestaansreden van de HRJ uitmaakt, moeten zulke surveys met veel grotere regelmaat worden uitgevoerd.115 Ook een verfijning van het instrument dringt zich op, zodat we een meer genuanceerd beeld krijgen van welke groepen in de samenleving meer of minder vertrouwen hebben in de rechter voor welk type van geschillen.

Voorts zijn ook data nodig over de samenstelling van de magistratuur en de gerechtelijke cultuur. De HRJ waarschuwde al voor de pensioneringsgolf die eraan komt en het grote aantal vacatures dat zal volgen vanaf 2030.116 Op het profiel van magistraten en de diversiteit in de magistratuur heeft hij echter minder zicht. Een werkgroep die op vraag van de HRJ diversiteit bij justitie besprak, gaf dan ook de aanbeveling om daarover een nulmeting te doen en indicatoren te ontwikkelen om de evolutie te monitoren.117 Ook om vast te stellen of vooroordelen op structurele wijze doorwerken in de rechtspraak of tot uiting komen in de motivering van vonnissen en arresten, is dataverzameling nodig. Daarmee zou de HRJ kunnen reageren op aantijgingen van klassenjustitie, concrete voorbeelden kunnen vinden voor workshops in diversiteitstrainingen en goede praktijken kunnen verzamelen.

De HRJ moet zich zodoende profileren als een kenniscentrum. Dataverzameling kost echter geld, en voor budget is de HRJ afhankelijk van een regering die justitie momenteel niet als prioriteit ziet, in een tijd waarin besparingen het ordewoord uitmaken. Wel kan er, samen met universiteiten en de bevoegde overheden, worden nagedacht over financieringskanalen en samenwerkingsmogelijkheden voor onderzoek dat door de HRJ en universiteiten wordt gedragen.

Dat leidt tot vier bijkomende aanbevelingen.

Box 2. Aanbevelingen om een vertrouwenwekkende cultuur te helpen handhaven.

De Hoge Raad kan bijdragen aan het vertrouwen in Justitie door:

5. Een scenario bij klachtenbehandeling op te stellen waarvan de terugkoppeling door rechtscolleges en parket over het gevolg dat ze gaven aan de vaststellingen en aanbeveling van de Klachtencommissies onderdeel uitmaakt; en zo nodig de wetgever vragen om een rapportageplicht op te leggen;

6. Meer zichtbaar te maken hoe de HRJ reageert op gebeurtenissen die de werking van het gerecht voorwerp maken tot debat, ook wanneer dat niet gebeurt in de vorm van een audit of bijzonder onderzoek;

7. Van de HRJ een kenniscentrum te maken, in samenwerking met universiteiten en andere onderzoekscentra;

8. De Justitiebarometer te verfijnen en met grotere regelmaat uit te voeren.

4.3. Een vertrouwenwekkende cultuur uitdragen met andere stakeholders

De HRJ kan er niet alleen voor staan, zo werd aangevoerd in afdeling 3. Vele andere stakeholders dragen positieve of negatieve signalen uit over de betrouwbaarheid van justitie. Dat zet de HRJ niet volkomen buitenspel: hij kan ook met stakeholders samenwerken.

De overheid

Die samenwerking ligt reeds besloten in de opdracht van de HRJ om adviezen en aanbevelingen te doen, ambtshalve118 of op verzoek van de minister van Justitie of de meerderheid van kamerleden of senatoren, en die mee te delen aan de minister van Justitie, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, (voorlopig alsnog) de Senaat, alsook aan de korpschefs van de hoven en van het Openbaar Ministerie bij deze hoven.119 Het gaat dan om adviezen bij voorontwerpen van wet, ontwerpen van besluit of voorstellen tot grondwetsherziening die de werking van justitie betreffen,120 maar ook bijvoorbeeld om aanbevelingen van internationale organisaties.121 Daarnaast kunnen ook audits en bijzondere onderzoeken leiden tot adviezen en aanbevelingen aan de overheid.

De HRJ functioneert zo als een strategische adviesraad. Dat werkt maar goed wanneer de overheid de HRJ als een partner beschouwt en voldoet aan de vereisten van behoorlijk consulteren, zoals tijdig om advies vragen, voldoende tijd geven voor advies, transparant zijn over de opvolging van de adviezen en een evaluatiebeleid uitbouwen.122 Uit de verslagen van de HRJ blijkt dat dit niet altijd het geval is. Wetgevende initiatieven die van belang zijn voor de werking van het gerecht, worden niet altijd ter kennis gebracht van de HRJ. Zo kwam de HRJ bijvoorbeeld per toeval tot de ontdekking dat een wet «om justitie menselijker, sneller en straffer te maken» in voorbereiding was, omdat hierover een parlementaire vraag was gesteld, waarna de Raad bijzonder weinig tijd had om nog invloed te kunnen uitoefenen op het voorontwerp en zich moest beperken tot enkele punten in het ontwerp.123

Dat belet niet dat de HRJ zelf maatregelen neemt om zijn werking als adviesraad te verbeteren. Zo is de HRJ bijvoorbeeld transparant over zijn adviezen, die terug te vinden zijn op zijn website, maar blijft het gissen naar wat er verder mee gebeurt. Ook wanneer de wetgever daar niet over rapporteert, kan de HRJ wel nagaan welke aanbevelingen al dan niet geïmplementeerd worden. Dat zou duidelijk maken hoe zwaar hij weegt op het beleid. Mogelijk kan daar ook uit worden afgeleid welke ingrepen de opvolging van zijn aanbevelingen kunnen versterken. Onderzoek over Vlaamse adviesraden wijst bijvoorbeeld uit dat hun impact groter wordt naarmate de adviezen meer gestructureerd worden opgesteld en beleidsmatige aanbevelingen worden ingepast in een juridische argumentering rond grondrechten of de proportionaliteitstoets.124

Voorts hoeft de Raad zich niet te beperken tot wetten die regelen hoe de gerechtelijke orde werkt. Hij kan zich ook buigen over begrotingswetten, die bepalen in welke mate justitie ook in staat is om behoorlijk te werken.125 Eerder was de vereniging Magistratuur & Maatschappij al van mening dat adviesbevoegdheid van de HRJ over de ontwerpbegroting een minimale vereiste lijkt.126 Eerder in deze bijdrage werd er al op gewezen dat een structurele onderfinanciering een negatieve impact heeft op het vertrouwen dat burgers stellen in justitie. Niets belet de HRJ dan ook om bij elke begrotingsronde de vinger op de wonde te leggen.

De HRJ beperkt zich echter niet tot adviesverlening. Een actueel voorbeeld is het initiatief dat de HRJ nam om de drie machten bij elkaar te brengen voor een regelmatige dialoog over de toekomst van justitie.127 Daarmee wil hij op een constructieve wijze reageren op de pijnpunten die justitie in een crisis hebben gestort, rechters tot een ongeziene reeks van acties hebben gedwongen en het vertrouwen in justitie aantasten. Wat daarvan het concrete resultaat zal zijn, valt nog af te wachten. Regelmatige ontmoetingen kunnen alvast wel helpen om een vertrouwensband te scheppen tussen de HRJ, de parlementsleden en de minister. Hierboven werd er immers op gewezen dat niet enkel het vertrouwen van de burger in justitie telt, maar ook dat van andere actoren, zoals de overheid. De HRJ heeft er steeds op gewezen hoe belangrijk het is om goede relaties met parlement en uitvoerende macht te bewaren.128 Dat geldt vandaag meer dan ooit. Juist wanneer uitspraken, beleid en handelingen van ministers en partijmandatarissen wantrouwen uitstralen, is het van belang de lijnen open te houden.

Justitiële actoren

Zijn partnerschap met de wetgevende en de uitvoerende macht maakt dat de HRJ ook een belangrijke rol heeft als forum voor de justitiële actoren. De HRJ is een toezichthouder die buiten de rechterlijke orde staat, maar hij is tegelijk een kanaal waarlangs diverse justitiële actoren - rechtscolleges en parketten, maar ook advocaten, gerechtsdeurwaarders of administratief personeel - uiting kunnen geven aan hun problemen en behoeften die de werking van het gerecht raken. Dat kan via de magistraten en advocaten die lid zijn van de Raad,129 maar moet ook en vooral gebeuren door voortdurend overleg met alle justitiële actoren, ook als hun belangen niet altijd gelijklopen. Zo vat de HRJ zijn taak ook op. In het Jaarrapport 2020 schreef hij reeds dat zijn «inzet bestaat in legitimiteit door onderhandeling» en dat hij een «democratisch forum» wil zijn, «dat plaats biedt aan alle opvattingen over het gerechtelijk ambt».130

De HRJ houdt overigens niet enkel voeling met de justitiële actoren in eigen land. Hij is bestuurslid van het European Network of Councils for the Judiciary (ENCJ), dat als missie heeft de rechtsstaat te promoten en te beschermen, in het bijzonder door de onafhankelijkheid van de rechterlijke orde te versterken. Dat biedt de HRJ extra middelen om de rechtsstaat te bewaken, en om data te verzamelen - bijvoorbeeld over de onafhankelijkheid van rechters, en welke spanningen zij ervaren in hun relaties met overheid en media.131

Burgers en middenveld

Om het vertrouwen van burgers te winnen, is dialoog met deze burgers van belang. Ook dat bedoelde de HRJ met het «democratisch forum» waaraan hij vorm wou geven.132 De Justitiebarometer vangt op hoe burgers over justitie denken, maar een dialoog wordt dat maar wanneer dat wordt opgevolgd met focusgesprekken. Ook via de klachtenbehandeling gaat justitie in gesprek met individuele burgers, maar dat betreft slechts een klein segment, over heel particuliere gevallen. Daarnaast neemt de HRJ afzonderlijke initiatieven, in samenwerking met justitiële partners, zoals de Jongerenbarometer, in samenwerking met de vzw400.133 Een dialoog kan ook gebeuren via middenveldorganisaties, die een goed zicht kunnen geven op welke groepen van personen problemen ervaren in welk type van geschillen. Toch is het hier nog zoeken. Eerder merkte de HRJ al op dat het zoeken is naar gesprekspartners voor een structurele dialoog.134 Zelfs in de werkgroep rond diversiteit in de magistratuur waren vertegenwoordigers van diverse groepen in de samenleving niet aanwezig.135 Ook binnen de Raad zelf is dat middenveld niet opgenomen, hoewel de wet daarvoor in principe wel ruimte biedt.136

Media

Ook de media geven belangrijke signalen over justitie, die het vertrouwen van burgers in justitie kunnen versterken of ondermijnen. De HRJ investeert dan ook in zijn relaties met de media: in 2023 bracht de HRJ justitiële actoren en vertegenwoordigers van de media samen voor een gedachtewisseling,137 en bracht hij aanbevelingen uit over gerechtelijke communicatie, gericht aan de rechterlijke orde.138

Universiteiten

In de HRJ zetelen ook leden uit de academische wereld.139 Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de expertise van academici in werkgroepen of bij de opmaak van de Justitiebarometer. Eerder in deze bijdrage werd al gewezen op de nood om ook op andere manieren samen te werken met universiteiten, om de HRJ te kunnen uitbouwen als kenniscentrum.

Box 3. Aanbevelingen om een vertrouwenwekkende cultuur uit te dragen met andere stakeholders.

De Hoge Raad kan bijdragen aan het vertrouwen in Justitie door:

9. Te functioneren als een strategische adviesraad, en zijn werking en impact in dat verband geregeld te evalueren;

10. Zijn rol als ‘democratisch forum’ uit te bouwen, en daarin meer contact te zoeken met organisaties uit het middenveld.

5 Besluit

Schenk nooit je vertrouwen aan wie nooit glimlacht. Het is een citaat dat wordt toegeschreven aan de Franse auteur Henry de Montherlont. Onderzoek geeft hem gelijk: we vinden een persoon aanzienlijk meer betrouwbaar wanneer die glimlacht op een manier die we als oprecht ervaren.140 Het geeft aan dat ook welwillendheid belangrijk is om vertrouwen te wekken. Een glimlach toont immers dat je openstaat voor anderen.

Dat betekent dat de Hoge Raad voor de Justitie ook aandacht moet besteden aan welwillendheid in het profiel van magistraten en de cultuur binnen het gerecht, ook als traditioneel de aandacht vooral naar de andere twee factoren van betrouwbaarheid gaat: bekwaamheid en integriteit. Je kan echter maar goed glimlachen wanneer je je comfortabel voelt. Ook dat appelleert aan een rol van de HRJ, die een spreekbuis is voor justitie in zijn relaties met parlement en regering.

Wat kan de HRJ doen om het vertrouwen van de burger in justitie te bewaken, was de centrale vraag voor deze bijdrage. Daartoe beklemtoonden we eerst hoe complex vertrouwen is. De HRJ staat voor een belangrijke, maar ook een bijzonder moeilijke taak, die enkel kans van slagen heeft als alle justitiële actoren daaraan meewerken. Om die reden moet de HRJ de hand blijven uitreiken, naar iedereen: samenleving, overheid, media en alle justitiële spelers.

Tien aanbevelingen werden gepuurd waarmee de HRJ, boven op wat hij nu al verwezenlijkt, kan bijdragen aan het vertrouwen in justitie, om een vertrouwenwekkende cultuur te creëren, te handhaven en uit te dragen met andere stakeholders. Samen komen ze erop neer dat de HRJ zich nog meer uitgesproken profileert dan hij nu al doet, als kenniscentrum, strategische adviesraad, spreekbuis en democratisch forum. Dat hij blijft reflecteren over deontologie, het profiel van magistraten en zijn werking en beleid. En dat hij manieren zoekt om naar buiten te komen, om het beeld om te buigen van een ongenaakbare rechter, met witte pruik en houten hamer.

Om die rol te kunnen vervullen in samenwerking met overheid, justitiële actoren en het publiek, moet de HRJ ook zelf als een betrouwbare partner worden gezien. Ook hierover heeft de HRJ niet altijd controle. Hoe de HRJ wordt samengesteld, bijvoorbeeld, wordt bepaald door de Grondwet en de wetgever. Het is maar de vraag hoe de benoemingen zullen verlopen zodra de Senaat wordt afgeschaft, en of dat zowel corporatistische neigingen als politieke sturing zal kunnen vermijden. Ook het profiel van de raadsleden en de bevoegdheden van de Raad, bepalend voor zijn slagkracht, hangen af van de wetgever.141 Hoe de HRJ met de verschillende actoren omgaat en hoe kordaat hij optreedt bij aanwijzingen van disfuncties, ligt wel in zijn handen, en bepaalt mee hoe welwillend en bekwaam de Raad wordt beschouwd.

Hoe dan ook, uiteindelijk heeft de overheid de belangrijkste sleutels in handen. Zoals rechter Frankenfurter zei: zonder de macht van het geld of het zwaard - purse or sword - hangt het gezag van justitie af van het publiek vertrouwen. Het Grondwettelijk Hof bevestigde dit: artikel 151 GW legt enkel de functionele onafhankelijkheid van de rechterlijke macht vast, en verhindert niet dat justitie afhankelijk blijft van de wetgevende en de uitvoerende macht voor haar financiering en haar werking.142 De (grond)wetgever richtte de HRJ 25 jaar geleden op omdat hij zich realiseerde hoe belangrijk het publiek vertrouwen in justitie is, en dat een verlies aan vertrouwen ook op hemzelf terugslaat. Vandaag lijkt dat besef verloren te gaan. Het beleid verspreidt de boodschap dat rechters activistisch zijn en antidemocratisch, laat gerechtsgebouwen verkommeren, maakt de toegang tot rechters moeilijk en legt hun uitspraken naast zich neer. Niet voor niets roepen magistraten in het hele land, met aanhoudende acties, dat het vijf voor twaalf is. Misschien ligt daar wel de belangrijkste taak van de HRJ op dit moment: om bij alle politieke actoren terug het besef aan te wakkeren dat publiek vertrouwen in justitie belangrijk is. Dat justitie misschien steken kan laten vallen, maar net dan steun nodig heeft om het beter te doen. En dat zorgen voor een bekwame, welwillende en integere justitie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is.

1  Cass. 14 oktober 1996, AR nr. P.96.1267.F, , Arr.Cass., 1996, nr. 379.

2  Antwerpen, Openbaar Ministerie t/ A.V., 26 mei 2023, RW 2023-24, 579, noot.

3  Wat het Spaghetti-arrest betreft, gaf Ghysels J., «Rechtscreativiteit of toepassing van de wet?», A.JT 1996-97, 41-52 kritiek op de doorverwijzing naar een ander rechtsgebied, maar zag hij wel grond voor wraking. Verschillende juristen trachtten uit te leggen waarom het Sanda Dia-arrest steekhield, zie bv. Beaucourt E., «Hoe komt het dat protest tegen het Reuzegom-arrest uit de hand loopt?», Jubel 6 juni 2023.

4  Toelichting, Parl.St. Kamer van Volksvertegenwoordigers 1997-1998, nr. 49-1675/4, 14, 15, 30; Verslag, Parl.St. Senaat 1998-1999, nr. 1-1121/3, 8.

5  Toelichting, Kamer van Volksvertegenwoordigers 1997-1998, nr. 49-1677/1, 1.

6  HRJ, Jaarverslag 2000, 31 juli 2002, 7.

7  HRJ, Jaarverslag 2000, 49, 63, 69; Jaarverslag 2001, 52, 189, 200; Jaarverslag 2002, 6; Jaarverslag 2003, 9, Jaarverslag 2004, 12, 138; Jaarverslag 2005, 109; Jaarverslag 2007, 124; Jaarverslag 2010, 9; Jaarverslag 2011, 8; Jaarverslag 2012, 8; Jaarverslag 2013, 6; Jaarverslag 2014, 5; Jaarverslag 2015, 2; Jaarverslag 2016, 58; Jaarverslag 2017, 5, 66; Jaarverslag 2018, 5, 59; Jaarverslag 2019, 5, 61; Jaarverslag 2020, 8, 64; Jaarverslag 2021, 6; Jaarverslag 2022, 6, Jaarverslag 2023, 9.

8  De Leval G., «Le citoyen et la justice civile», Rev.dr. de l’ULB 2006, 32-33 (hierna: De Leval, «Le citoyen»).

9  Glavina M., Erasmus Law Rev. 2024. Ook het EHRM beklemtoont dat: zie onder meer EHRM Grote Kamer, «Morice t/ Frankrijk», 23 april 2015, para 128; EHRM Grote Kamer, «Baka t/ Hongarije», 23 juni 2016, para 164; EHRM, «Grzeda t/ Polen», 15 maart 2022, para 302.

10  Marien S. en Hooghe M., «Does political trust matter? An empirical investigation into the relation between political trust and support for law compliance», European Journal of Political Research 2011, 267-291, met verdere verwijzingen.

11  Mortier R., «Over vertrouwen als bouwsteen van een legitieme justitie», Mercuriale Hof van Cassatie, 2021, https://hofvancassatie.be/pdf/Mercuriales/NL/2021.pdf. (hierna: Mortier, Mercuriale 2021), RW 2021-22, 390.

12  Onder meer: EHRM «Kudeshkina t/ Rusland», 26 februari 2009, para. 86; EHRM Grote Kamer, «Morice t/ Frankrijk», 23 april 2015, para 129. Het EHRM gebruikt eerder de term «confidence», wat niet hetzelfde is als «trust», maar niettemin vaak als synoniem wordt gebruikt.

13  Onder meer: EHRM, «Åžtefănică t/ Roemenië», 2 november 2010, para 38; EHRM Grote Kamer, «Nejdet Şahin en Perihan Şahin t/ Turkije», 20 oktober 2011, para. 57; EHRM, Grote Kamer, «Lupeni Greek Catholic Parish t/ Roemenië», 29 november 2016, para 116.

14  Onder meer: EHRM, «Fey t/ Oostenrijk», 24 februari 1993, Series A, nr. 255-A, para 30; EHRM, Grote Kamer, «Morice t/ Frankrijk», 23 april 2015, para 78 en 130; EHRM, «Lhermitte t/ België», 29 november 2016, para 67; EHRM, «Ramos Nunes de Carvalho e sá t/ Portugal», 6 november 2018, para 149.

15  Respectievelijk «social», «moral» en «legal legitimacy», zie Fallon R.H., Law and Legitimacy in the Supreme Court, Harvard University Press, Belknap Press, 2018 (hierna: Fallon, Law and Legitimacy).

16  Zie verder in deel 2 voor de omschrijving van vertrouwen.

17  Issacharoff S., «Judicial Review in Troubled Times», North Carolina Law Review 2019, 3.

18  Epstein et al., «The role of constitutional courts in the establishment and maintenance of democratic systems of government», Law & Society Review 2001, 129-130 (hierna: Epstein et al., «Role of constitutional courts»).

19  Rousseau D. et al., «Not So Different After All: A Cross-discipline View of Trust», The Academy of Management Review 1998, 395.

20  Zie ook Mortier, Mercuriale 2021, 10: «de vraag is of dié burger wel bestaat en of de werkelijkheid niet complexer en dus genuanceerder moet benaderd worden.».

21  Hoge Raad voor de Justitie, Vijfde Justitiebarometer, De Blik van de burger, 2024, 51.

22  Ibid., 51.

23  Zie Callens M., The Interorganisational Trust Process in the Flemish Judicial Youth Care Chain: Perceived Trustworthiness, its Inputs, and Willingness to Exchange Information, doctoraat KULeuven, 2017.

24  Nowak T. et al., National Judges as European Union Judges: Knowledge, Experiences and Attitudes of Lower Court Judges in Germany and the Netherlands, Eleven International Pub, Den Haag, Boom Uitgevers 2011, 1; Jaremba U., «At the Crossroads of National and European Union Law. Experiences of National Judges in a Multi-Level Legal Order», Erasmus Law Review 2013, 191; Mayoral Díaz-asensio J.A., 55 Journal of Common Market Studies 2017, 556; Mayoral Díaz-asensio J.A., The Politics of Judging EU Law: A New Approach to National Courts in the Legal Integration of Europe, doctoraat European University Institute, 2013; Glavina M., National Judges as European Union Judges: Evidence from Slovenia and Croatia, doctoraat KU Leuven, 2020, Croatian Yearbook of European Law and Policy, cyelp.com/index.php/cyelp/article/view/441/240 .

25  Hierover Popelier P. et al., «Bridging the gap between facts and norms: mutual trust, the European Arrest Warrant and the rule of law in an interdisciplinary context», European Law Journal 2022, 167-184.

26  Epstein et al., Role of constitutional courts, 129-130.

27  Hetherington M.J., «The political relevance of political trust», American political science review 1998, 791-808; Rudolph T.J., «Political trust as a heuristic» in Zmerli S. en Van Der Meer T.W.G. (eds.), Handbook on Political Trust, Edward Elgar 2017, 197-211.

28  Chen A. en Cummings S., Public Interest Lawyering: A Contemporary Perspective, Aspen, 2013, 5; Van Der Pas K., The «Strategy» in Strategic Litigation. The Why and How of Strategic Litigation by Civil Society Organizations in the Field of Asylum Law in Europe, Europa Law Publishing 2024, 29.

29  Fallon, Law and Legitimacy.

30  Glavina M. en Van Zimmeren E. in SIX F. et al. (eds), 2025.

31  Rottman D.B. en Tyler T.R., «Thinking about Judges and Judicial Performance: Perspective of the Public and Court Users», Oñati Socio-Legal Series [online] 2014, 1054, https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2541450.

32  Arnold C. et al., «Trust in the Institutions of the European Union: A Cross-Country Examination» in Beaudonet L. en Di Mauro D. (eds.), Beyond Euro-Skepticism: Understanding Attitudes Towards the EU, European Integration Online Papers, Special Mini-Issue, 2012; Voeten E., «Public Opinion and the Legitimacy of International Courts», Theoretical Inquiries in Law 2013, 411-436.

33  Voor uitzonderingen, zie onder meer Grosskopf A. «Explaining the Democratic Trust Conundrum: The Sources of Institutional Trust in the Reunited Germany», International Social Science Review 2008, 3-26 (over het Duitse Grondwettelijk Hof) of Van Zimmeren E. et al., «Trust in specialized courts: the Unified Patent Court (UPC) as a case study to disentangle trust dynamics and trust building mechanisms», Erasmus Law Review 2024, 93-105.

34  Cijfers van de laatste drie jaren in het meest recente Activiteitenverslag op de website van de Raad van State: Raad Van State, Activiteitenverslag 2019-2020, 15.

35  Zie bijvoorbeeld de bijdrage van Loones S., «Versterk de democratie, herstel de rechtsstaat», De Morgen 2 maart 2023 en die van De Ridder A., 4De «rechtervechter» en de «gramburger» dienen het algemeen belang niet4, De Standaard 30 augustus 2023.

36  Mortier, Mercuriale 2021, 8-9.

37  Levi-Faur D. et al, Report on trust in government, politics, policy and regulatory governance, Tigre 2020, 67-69; Popelier P., «The duty of Parliament to adopt reliable legislation: linking trust in Parliament with legitimate expectations» in De Benedetto M., The crisis of confidence in legislation, Hart, 2020.

38  Machura S. et al., «How Studying Law, Media and Experience Influence Trust in the Courts and the Police. AComparison of Law and Language Students at Bangor University» in Estermann J. (ed.), Kampf Ums Recht: Akteure und Interessen im Blick der Interdisziplinären Rechtsforschung (Lit. Verlag, 2012), 150 (verder: Machura, «Trust in courts»; Parmentier S. en Vervaeke G., «In Criminal Justice We Trust? A Decade of Public Opinion Research in Belgium», European Journal of Criminology 2011, 286 (hierna: Parmentier en Vervaeke, «In Criminal Justice we trust?»), 297.

39  Parmentier en Vervaeke, «In Criminal Justice we trust?», 290.

40  Machura, «Trust in courts», 163.

41  Ofschoon ook gerelateerd aan het politiek bewustzijn en de opleiding van burgers: Aydin Çakir A. en Şekercioğlu E., «Public Confidence in the Judiciary: The Interaction between Political Awareness and Level of Democracy,» Democratization 2016, 634-646.

42  Fulmer A. en Dirks K., «Multilevel Trust: A Theoretical and Practical Imperative», Journal of Trust Research 2018, 137.

43  Popelier P. et al., «Bridging the Gap between Facts and Norms: Mutual Trust, the European Arrest Warrant and the Rule of Law in an Interdisciplinary Context», European Law Journal 2021, 175-176; Van Zimmeren E. et al., «Trust in Specialised Courts: The Unified Patent Court (UPC) as a Case Study to Disentangle Trust Dynamics and Trust-Building Mechanisms», Erasmus Law Review 2024, 100-101.

44  Adams S., «Interorganizational Processes and Organization Boundary Activities», Research in Organizational Behaviour 1980, 321; Kroeger F., «Trusting Organizations: The Institutionalization Relationships of Trust in Interorganizational Relationships», Organization 2012, 743-763; Williams P., «We Are All Boundary Spanners Now?» in Williams P. (ed.), Collaboration in Public Policy and Practice, Policy Press, 2012, 95-118.

45  Mayer R.C. et al., «An integrative model of organizational trust», Academy of management review, 1995, 709-734.

46  Benesh S. en Howell S.E., «Confidence in the Courts: A Comparison of Users and Non-Users», Behav.Sci.Law 2001, 202-203, 211 (hierna: Benesh en Howell, «Confidence»).

47  Hoge Raad voor de Justitie, Vijfde Justitiebarometer, De Blik van de burger, 2024, 61.

48  Bernaerts J. et al., «Diversiteit en justitie: naar een analytisch kader om vertrouwen in justitie te bestuderen», RW 2025, 6-12 (hierna: Bernaerts, «Diversiteit en justitie»).

49  Jay M., «Must justice be blind? The challenge of images to the law», Filozofski vestnik 1996, 66-69 beschrijft hoe het beeld van de blinddoek in de 15e eeuw verscheen als een teken van onmacht, maar vanaf de 16e eeuw juist werd gebruikt als symbool voor neutraliteit en onpartijdigheid.

50  Bielen S. et al., «Blame based on one’s name? Extralegal disparities in criminal conviction and sentencing», Eu.J. Law & Ec 2021, 469-521; Bielen S. en Grajzl P., «Gender-Based Judicial Ingroup Bias in Sex Crime Sentencing», International Journal of Law, Crime & Justice 2020, 2-13.

51  Parmentier en Vervaeke, «In Criminal Justice we trust?», 297; Tyler T.R., «Rebuilding trust between police & communities through procedural justice & reconciliation», Behavioral Sciences & the Law 2001, 215.

52  Benesh en Howell, «Confidence», 203, 210.

53  Baker M.E. et al., «How the politics of federal judicial selection affect judicial diversity and what this means for public confidence in courts», Law and Contemporary Problems 2024, 115-117.

54  Garoupa N. en Magalhaes P.C. «Public Trust in the European Legal Systems: Independence, Accountability and Awareness», West European Politics, 2021, 709.

55  Grimmelikhuijsen S. en Klijn A., «The Effects of Judicial Transparency on Public Trust: Evidence from a Field Experiment», Public Administration 2015, 995. Zie ook Jonkers P., «Transparantie leidt niet vanzelfsprekend tot vertrouwen in de rechtspraak», RdW 2013, 30, 35.

56  Fallon R.H., Law and Legitimacy in the Supreme Court, Belknap Press, 2018, 128. Dat berust op het verband tussen de drie vormen van legitimiteit: zie 46-60.

57  Mann R., «Non-ideal theory of judicial adjudication», Global Constitutionalism 2018, 52.

58  Art. 151, § 3 GW.

59  Roussey L. en Deffains B., «Trust in Judicial Institutions: An Empirical Approach», Journal of Institutional Economics 2012, 351-369.

60  Bernaerts, «Diversiteit en justitie», 5.

61  HRJ, Jaarverslag klachtenbehandeling 2023, november 2024, 42-43.

62  Mortier R., «Waarom een weerbare rechtsstaat nood heeft aan een constructieve interactie tussen staatsmachten», Mercuriale Hof van Cassatie, 2024, 26-27, https://hofvancassatie.be/pdf/Mercuriales/NL/2024.pdf, RW 2024-25, 243.

63  GwH, nr. 46/2019, 14 maart 2019, B.5.1.-B.5.6., RW 2019-20, 224, noot, en nr. 59/2023, 11 april 2023, B.17.2.-B.17.3, RW 2023-24, 733, noot Meulebrouck en Van Den Eynde L., «Grenzen van het bestuursprocesrecht. Grondwettelijk Hof vernietigt de relativiteitseis en de attentieplicht».

64  Zie het voornemen voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen: Federaal regeerakkoord 2025-029, https://emnbelgium.be/sites/default/files/2025-03/Federaal%20Regeerakkoord%202025-2029.pdf, 178.

65  Over vertrouwen tussen al die actoren in de jeugdsector: Callens M. en Bouckaert G., «Trustworthiness and information disclosure among judicial governmental agencies», Public Performance & Management Review 2019, 1112-1137.

66  Benesh en Howell, «Confidence», 203.

67  Grote Kamer, «Moricce t/ Frankrijk», 23 april 2015, para. 132.

68  Art. 156.3 Codex Deontologie voor Advocaten.

69  Lamon H. en Colaes J., «De positieve deontologie als oproep», in Lamon H. en Colaes J. (eds.), Respectvol procederen, Intersentia, 2013, 47.

70  Zie onder meer EHRM, «Ormanni t/ Italië», 17 juli 2007, para 73; Grote Kamer, «Moricce t/ Frankrijk», 23 april 2015, para 139.

71  Machura, «Trust in the Courts», 150; Parmentier en Vervaeke, «In Criminal Justice we trust?», 286.

72  Zie ook Spencer R., «The role of media discourses in undermining trust in the legal profession», in Candlin C.N. en Crichton J. (eds.), Discourses of Trust, Palgrave MacMillan, 2013, 220-236.

73  Bell J. Judiciaries Within Europe: A Comparative Review. Cambridge University Press, 2006, 2; Mak E. et al., «The Framework for Judicial Cooperation in the European Union: Unpacking the Ethical, Legal and Institutional Dimensions of Judicial Culture», Utrecht Journal of International and European Law 2018, 27-28.

74  HRJ, Jaarverslag 2000, 7.

75  Art. 404 Ger.W.

76  https://hrj.be/admin/storage/hrj/deontologie-principes.pdf. Hierover Funck J.-F., «Les Principes généraux relatifs à la déontologie des magistrats: code ou déontologie en mouvement?», JT 2024, 669-679 (hierna: Funck, «Les principes généraux»).

77  HRJ, Algemene principes inzake de deontologie van magistraten, 2024, 4.1.

78  HRJ, Algemene principes inzake de deontologie van magistraten, 2024, 5.2.6.

79  Funck, «Les principes généraux», 671-672.

80  Art. 151, § 3 GW.

81  Titel VI Ger.W.: Benoemingsvoorwaarden en loopbaan van magistraten en het gerechtspersoneel.

82  Over de selectieprocedure en hoe een juridisch profiel daarin tot uiting komt, zie Vaes M. et al., «Naar een evaluatie van de selectie van magistraten», RW 2014-15, 563-572.

83  Mortier R. «Rechtsdenken zoals het zich uit bij de examens en de voordrachten voor de benoeming van de Hoge Raad voor de Justitie» in Fleerackers F. en Van Ransbeeck R. (eds.), Juristen over rechtsdenken, Larcier, 2014, 18, 21-27. Zie hierover ook Daniel Van den Bossche, voorzitter van de Nederlandstalige Advies- en Onderzoekscommissie, in Boone R. en Deltour P., «Voor het vertrouwen in justitie is een vonnis soms minder belangrijk dan de wijze waarop de rechter zich met de partijen gedraagt», Juristenkrant 8 oktober 2025, 9 (hierna: Boone en Deltour, «Vertrouwen in justitie»).

84  KB van 20 juli 2000 tot vaststelling van de nadere regels voor de evaluatie van magistraten, de evaluatiecriteria en hun weging, BS 2 augustus 2000, laatst gewijzigd bij KB van 20 januari 2015; KB van 18 april 2017 tot vaststelling van de evaluatiecriteria van de afdelingsvoorzitters, ondervoorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, afdelingsprocureurs, afdelingsauditeurs, adjunct-procureurs des Konings van Brussel en adjunct-arbeidsauditeurs van Brussel en de weging van de criteria, BS 25 april 2017.

85  HRJ, Visienota Evaluatiesysteem voor Magistraten, 15 maart 2023, 5.

86  Zo ook Daniel Van den Bossche in Boone en Deltour, «Vertrouwen in justitie», 8 en 9.

87  Art. 8, § 1, tweede lid Wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding, BS 2 februari 2007.

88  HRJ, Algemene principes inzake de deontologie van magistraten, 2024, 4.1.

89  Ibid., 8.1.

90  Ibid., 6.2.5. en 7.2.1.

91  Ibid., 7.2.1.

92  Ibid., 6.2.1.

93  Art. 259bis 9, § 4, tweede lid Ger.W.

94  Art. 4 Wet 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding.

95  Daarover meer diepgaand Bernaerts, «Diversiteit en justitie», 6.

96  Hoge Raad voor de Justitie, «Justitie in debat over diversiteit», 24 januari 2025, https://hrj.be/nl/nieuws/2025/justitie-in-debat-over-diversiteit.

97  Art. 151, § 3 GW.

98  Art. 259bis 16, § 3, derde lid, 3° Ger.W.

99  Verslag van 28 november 2024, https://hrj.be/admin/storage/hrj/audit-gd-ej-def-verslag.pdf.

100  HRJ, Jaarverslag klachtenbehandeling 2023, november 2024, 17.

101  Ibid., 40-41.

102  Zie de concrete casussen in de Jaarverslagen Klachtenbehandeling. Zie eveneens het Jaarverslag 2001, 200, waar vermeld wordt dat de HRJ doorgaans op «een zeer positieve medewerking van de magistratuur» kan rekenen.

103  Art. 259bi s15, § 6 Ger.W.

104  Reeds kritisch hierover: De Leval, «Le citoyen», 56-57.

105  Daniel Van den Bossche in Boone en Deltour, «Vertrouwen in justitie», 9.

106  Bijvoorbeeld ibid.,24-25.

107  Persbericht van 3 maart 2024, https://hrj.be/nl/nieuws/2024/hoge-raad-voor-de-justitie-stelt-fraude-vast-bij-magistratenexamen-en-vraagt-strafonderzoek.

108  Persbericht van 13 maart 2024, https://hrj.be/nl/nieuws/2024/hoge-raad-voor-de-justitie-vraagt-externe-experten-om-aanpak-examens-en-selecties-magistraten-kritisch-tegen-het-licht-te-houden.

109  Verslag goedgekeurd op 12 december 2024, https://hrj.be/admin/storage/hrj/20241212-verslag-audit-verruimde-minnelijke-schikking.pdf.

110  Verslag van 15 april 2024, https://hrj.be/admin/storage/hrj/verslag-bo-kelk.pdf.

111  Verslag van 19 juni 2024, https://hrj.be/admin/storage/hrj/bo-lassoued-rapport.pdf.

112  Verslagen en opvolgingsverslag en aanvullend verslag goedgekeurd op resp. 30 juni 2022, https://hrj.be/admin/storage/hrj/22.06.30-verslag-audit-hvb-bxl-def.pdf, 13 juni 2024, https://hrj.be/admin/storage/hrj/24.06.13-verslag-opvolging-audit-hvb-bxl-def.pdf, 28 november 2024, https://hrj.be/admin/storage/hrj/20241128-r-hvbbxl-aanvullendverslag-def.pdf.

113  HRJ, Jaarverslag 2023, 9 en 55.

114  Art. 259bis 14, § 2, tweede lid en art. 259bi s16, § 3, derde lid, 3° Ger.W.

115  Mortier, Mercuriale 2021.

116  Persbericht van 26 maart 2025, https://hrj.be/nl/nieuws/2025/vraag-naar-nieuwe-rechters-piekt-tegen-2030.

117  https://hrj.be/nl/nieuws/2025/justitie-in-debat-over-diversiteit.

118  Bijvoorbeeld het advies van 16 december 2024 om het korpschefs mogelijk te maken lid te worden van de HRJ, https://hrj.be/admin/storage/hrj/20241216-advies-lidmaatschap-hrj-korpschef-def.pdf, of dat van 14 maart 2018 over de oprichting van het Brussels International Business Court, https://hrj.be/admin/storage/hrj/advies-bibc-nl.pdf.

119  Art. 259bis 12 en 259bis 18, § 1 Ger.W.

120  Bijvoorbeeld het advies van 13 oktober 2025 bij het voorontwerp van wet houdende de uitvoering van het Hefboomplan I, dat van 15 december 2021 over regels betreffende bewindvoerders, https://hrj.be/admin/storage/hrj/20211215-advies-nl.pdf, en dat van 3 maart 2025 over voorstellen tot herziening van de grondwet teneinde de evaluatie van de korpschefs van hoven en rechtbanken mogelijk te maken, https://hrj.be/admin/storage/hrj/20250303-advies-hrj-voorstellen-herziening-grondwet-evaluatie-korpschefs-zetel.pdf.

121  Bijvoorbeeld het advies van 21 juni 2017 over de aanbevelingen van de Raad van Europa aan België voor de preventie van corruptie van magistraten, https://hrj.be/admin/storage/hrj/advies-greco.pdf.

122  Meer uitgebreid: Popelier P. et al., Consulteren over ontwerp-regelgeving, Antwerpen, Politeia, 2008.

123  Advies van 17 februari 2023, https://hrj.be/admin/storage/hrj/20230217-advies-voorontwerp-mss-iii.pdf, 2.

124  Martens L., «De rol van de kwaliteitscontrole doorheen de Vlaamse wetgevingscyclus en de toetsing door het Grondwettelijk Hof: een empirische studie», T.v.W. 2021, 221-233.

125  Wetsvoorstel, Parl.St. Kamer van Volksvertegenwoordigers, 1997-1998, 49-1677/1, 57.

126  Magistratuur & Maatschappij, «De gerechtelijke organisatie - op weg naar een geslaagde hervorming? - De Hoge Raad voor de Justitie: hoeksteen van de hervorming», RW 1997-98, 933.

127  https://hrj.be/nl/nieuws/2025/hoge-raad-voor-de-justitie-wil-drie-machten-rond-de-tafel-om-pijnpunten-in-ambities-om-te-buigen-2 en https://hrj.be/nl/nieuws/2025/de-machten-rond-de-tafel. Hierover ook Daniel Van den Bossche in Boone en Deltour, «Vertrouwen in justitie», 9.

128  HJR, Jaarverslag 2001, 197.

129  Art. 259bis 1, § 2 en § 3, 1° Ger.W.

130  HRJ, Jaarverslag 2000, 7.

131  https://hrj.be/nl/nieuws/2025/netwerk-europese-raden-voor-de-justitie-roept-op-tot-waakzaamheid-voor-de-rechtsstaat. Zie ENCJ, ENCJ Survey among judges on the Independence of the Judiciary, 2025.

132  HRJ, Jaarverslag 2000, 7.

133  HRJ, Jongerenbarometer 2024, https://hrj.be/admin/storage/hrj/jongerenbarometer-2024.pdf.

134  HRJ, Jaarverslag 2005, 111.

135  De samenstelling van de werkgroep is terug te vinden op de website: https://hrj.be/nl/nieuws/2025/justitie-in-debat-over-diversiteit.

136  Art. 259bis 1, § 3, 3° Ger.W.: Acht leden (vier per college) hebben «een voor de opdracht van de Hoge Raad relevante beroepservaring van ten minste tien jaar op juridisch, economisch, administratief, sociaal of wetenschappelijk vlak».

137  HRJ, Jaarverslag 2024, 55.

138  HRJ, Rondetafelconferentie van 20.11.2023. Communicatie van de rechterlijke orde naar de media en het grote publiek, 19 juni 2024, https://hrj.be/admin/storage/hrj/rapport-table-ronde-communication-oj-vers-medias-et-public-nl.pdf.

139  Art. 259bis 1, § 3, 2° Ger.W.

140  Centorrino S. et al., «Honest signaling in trust interactions: Smiles rated as genuine induce trust and signal higher earning opportunities», Evolution and Human Behavior 2015, 13-14.

141  Zie, bijvoorbeeld, de voorstellen in verband met het profiel en de bevoegdheden van een slagkrachtige Raad, Cadelli M., «Pour une démocratisation des structures judiciaires», Rev.dr.ULB 2014, 313-314.

142  GwH nr. 138/2015, 15 oktober 2015, B.25.2.