Actualiteit
Coördinatie: Vincent Sagaert en Dirk Scheers
Afschaffing van de Belgische Senaat: constitutionele aandachtspunten in de lopende behandeling
Op 17 november besprak de Commissie Institutionele Aangelegenheden van de Senaat het voorstel tot herziening van artikel 195 van de Grondwet, dat de volledige afschaffing van de Senaat beoogt (Senaat, 2025, nr. 8-127/1). Hoewel de plenaire vergadering zich nog niet uitsprak, vormt deze commissiebehandeling een belangrijk moment binnen de lopende institutionele hervorming. Het voorstel maakt deel uit van een brede grondwetsherziening die diverse bepalingen van het bicamerale stelsel raakt. Centraal staat een overgangsbepaling bij artikel 195, die de federale Kamers zoals samengesteld na de verkiezingen van 9 juni 2024 toelaat om - met een tweederdemeerderheid - ook bepalingen te wijzigen die niet in de herzieningsverklaring van 27 mei 2024 waren opgenomen. Volgens de indieners is deze uitzonderlijke procedure enkel bedoeld om de afschaffing van de Senaat volledig te realiseren. De federale wetgevende macht zou voortaan exclusief worden uitgeoefend door de Koning en de Kamer van volksvertegenwoordigers, waarbij de Senaat verdwijnt bij de volgende volledige vernieuwing van de Kamer.
De toelichting bij het voorstel erkent dat de afschaffing van de Senaat ook het verdwijnen betekent van het enige federale orgaan waarin de deelstaten formeel vertegenwoordigd waren. In dat licht rijst vanuit constitutioneel perspectief de vraag hoe de verwijzing naar «democratische vertegenwoordiging», die in de toelichting van het voorstel wordt ingeroepen om het monocameralisme te rechtvaardigen, moet worden begrepen. De gebruikte legitimatie lijkt uitsluitend betrekking te hebben op de representatieve democratie op federaal niveau via de Kamer (i.e. een unitaire en enge opvatting van democratische legitimiteit), terwijl de federale staatsstructuur traditioneel steunt op de combinatie van volksvertegenwoordiging en deelstatelijke participatie. Wanneer de Senaat wordt afgeschaft zonder formeel alternatief en institutioneel verankerd participatiekader, verliest het federale bestel zijn enige grondwettelijke kanaal waarin de deelstaten betrokken zijn bij federale institutionele beslissingen.
Deze spanning wordt versterkt door het feit dat toekomstige federale en deelstatelijke verkiezingen niet noodzakelijk samenvallen. Daardoor kunnen federale meerderheden tot stand komen die sterk afwijken van de politieke samenstellingen in de gewesten en gemeenschappen, terwijl de federale wetgever - in een monocameraal model - wel exclusief bevoegd blijft voor de vormgeving van het institutionele kader waarbinnen diezelfde deelstaten functioneren. Dit creëert potentieel een structurele asymmetrie in democratische legitimatie op federaal niveau.
Tegelijk benadrukken de indieners dat de afschaffing van de Senaat het federale basisbeginsel van deelstatelijke participatie niet opheft. Zij verwijzen naar diverse vormen van «shared rule» in andere federaties en stellen dat participatie ook buiten een tweede kamer kan worden georganiseerd. Dit vereist m.i. wel institutionele verankering, zodat participatie niet beperkt blijft tot vrijblijvende consultatie. De indieners kondigen enkel aan dat zij na de afschaffing mogelijke modellen zullen onderzoeken, binnen de grenzen dat er geen nieuwe tweede kamer komt en geen veto-positie tussen deelgebieden ontstaat.
De commissie heeft haar voorbereidende werkzaamheden afgerond, maar de plenaire vergadering heeft nog geen definitieve beslissing genomen. Er volgt daarnaast nog een tweede commissie met de premier, waar de bespreking wordt voortgezet en waar zal worden beslist over eventuele hoorzittingen, op voorstel van senaatsvoorzitter Vincent Blondel. Indien het voorstel tot herziening uiteindelijk wordt aangenomen door beide Kamers, zou België voor het eerst sinds zijn ontstaan een monocameraal federaal wetgevingssysteem kennen. De impact daarvan op de plaats en de rol van de deelstaten binnen het federale besluitvormingsproces vormt dan ook het belangrijkste staatsrechtelijke aandachtspunt in deze lopende institutionele hervorming.
Thomas Piot
Grondrechten