Raad voor de Mededinging - Handelingen en beslissingen van het auditoraat - Rechtsmiddelen
Bij arrest nr. 197/2011 van 22 december 2011 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat art. 44, 45 en 75 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, art. 10 en 11 Gw. schenden, gelezen in samenhang met art. 6 EVRM en met art. 20, 21 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, indien zij worden geïnterpreteerd in die zin dat zij een jurisdictioneel beroep uitsluiten tegen de handelingen of beslissingen van het auditoraat bij de Raad voor de Mededinging die betrekking hebben op beslagleggingen die zijn uitgevoerd tijdens een huiszoeking verricht in het raam van een onderzoeksprocedure betreffende restrictieve mededingingspraktijken. Dezelfde bepalingen schenden de Grondwet niet, indien zij worden geïnterpreteerd in die zin dat zij een beroep voor het Hof van Beroep te Brussel niet uitsluiten tegen de handelingen of beslissingen van het auditoraat bij de Raad voor de Mededinging die betrekking hebben op beslagleggingen die zijn uitgevoerd tijdens een huiszoeking verricht in het raam van een onderzoeksprocedure betreffende restrictieve mededingingspraktijken.
In hetzelfde arrest besliste het Hof dat de vermelde bepalingen art. 10 en 11 Gw. schenden, gelezen in samenhang met art. 6 EVRM en met art. 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, indien zij worden geïnterpreteerd in die zin dat zij het Hof van Beroep te Brussel verplichten zich uit te spreken over de regelmatigheid of de nietigheid van de onderzoekshandelingen betreffende restrictieve mededingingspraktijken zonder dat een wettelijk kader dat de rechten van de onderneming waarborgt, de principes en modaliteiten aangeeft volgens welke die jurisdictionele toetsing moet worden uitgevoerd. Dezelfde bepalingen schenden de Grondwet niet, indien zij worden geïnterpreteerd in die zin dat zij het Hof van Beroep te Brussel toestaan de modaliteiten te bepalen van de jurisdictionele toetsing die het voormelde art. 75 inhoudt, rekening houdend met, in voorkomend geval, art. 131 en 235bis Sv.