Bij arrest nr. 12/2012 van 2 februari 2012 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat art. 1798 BW art. 10 en 11 Gw. schendt indien het in die zin wordt genterpreteerd dat het de rechtstreekse vordering enkel toekent aan de onderaannemer in de eerste graad ten aanzien van de bouwheer en aan de onderaannemer in de tweede graad ten aanzien van de hoofdaannemer, en niet aan de onderaannemers in de derde graad en verder. In die zin geïnterpreteerd dat het de rechtstreekse vordering toekent aan alle onderaannemers ten aanzien van de schuldenaar van hun schuldenaar, schendt art. 1798 BW art. 10 en 11 Gw. niet.
Door gebruik te maken van onze diensten, gaat u akkoord met ons gebruik van cookies (Meer weten).