Gewaarborgde gezinsbijslag - Verblijfsvoorwaarde - Vreemdeling die subsidiaire bescherming geniet
Bij arrest nr. 42/2012 van 8 maart 2012 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat art. 1, zesde en zevende lid van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag art. 10, 11 en 191 van de Grondwet schendt, gelezen in samenhang met art. 28, tweede lid van de richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 «inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming», in zoverre het van de persoon die subsidiaire bescherming geniet krachtens art. 48/4 van de Vreemdelingenwet, vereist dat hij werkelijk en ononderbroken in België heeft verbleven gedurende minstens de laatste vijf jaar die de indiening van de aanvraag om gewaarborgde gezinsbijslag voorafgaan, terwijl die voorwaarde niet geldt voor de erkende vluchtelingen.