Afstamming - Afstamming van vaderszijde - Bezit van staat
Bij arrest nr. 122/2011 van 7 juli 2011 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat art. 323 BW, zoals het van kracht was vóór de opheffing ervan bij art. 24 van de wet van 1 juli 2006, het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals gewaarborgd door art. 22 van de Grondwet, schendt. Volgens de vermelde bepaling kon, wanneer het vaderschap dat vaststaat krachtens art. 315 of 317 BW, niet bevestigd wordt door het bezit van staat, het vaderschap van een andere man dan de echtgenoot bij vonnis worden vastgesteld in de gevallen bepaald in art. 320 BW. Volgens het Hof heeft het absolute karakter van de gestelde voorwaarde met betrekking tot het bezit van staat, tot gevolg dat de wetgever in alle omstandigheden de socio-affectieve werkelijkheid van het vaderschap heeft laten prevaleren op de biologische werkelijkheid, zonder aan de rechter de bevoegdheid te laten om rekening te houden met de vaststaande feiten en de belangen van alle betrokken partijen. Die maatregel vormt een onevenredige aantasting van het recht op eerbiediging van het privéleven van kinderen.