Raad van State - Onpartijdigheid - Beroep tegen de benoeming van een staatsraad

Bij arrest nr. 123/2011 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat art. 14 RvS-Wet geen schending inhoudt van art. 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met het algemeen rechtsbeginsel van de onpartijdigheid van de rechtscolleges, in zover de Raad van State bij de benoeming van staatsraden een voordrachtbevoegdheid heeft en een rechtsprekende bevoegdheid ten aanzien van geschillen waarbij een benoeming van een staatsraad wordt aangevochten. Het Hof wijst erop dat binnen de Raad van State een vaste praktijk bestaat, inhoudende dat naar aanleiding van de beraadslaging en de stemming, in algemene vergadering, over de voordracht van een lijst van drie kandidaten voor een vacant ambt van staatsraad, een kamer ad hoc wordt opgericht, samengesteld uit staatsraden die niet deelnemen aan de voordrachtprocedure om de eventuele beroepen ingesteld tegen de benoemingen die volgen op de voordrachten te behandelen. Aldus wordt de onpartijdigheid van de Raad gewaarborgd.

p 201 | 123/2011 | | Grondwettelijk Hof