Onderzoek in strafzaken - Onderzoekshandelingen - Bijzondere inlichtingenmethoden - Kennisgeving
Bij arrest nr. 145/2011 van 22 september 2011 heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de beroepen tot vernietiging ingesteld tegen de wet van 4 februari 2010 betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het Hof vernietigde art. 2, § 3, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, ingevoegd bij art. 2, 3°, van de vermelde wet van 4 februari 2010. De vernietigde bepaling heeft betrekking op de voorwaarden in verband met de kennisgeving, door het hoofd van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, aan de persoon die het voorwerp heeft uitgemaakt van een specifieke of uitzonderlijke methode voor het verzamelen van gegevens. Volgens het Hof schendt art. 2, § 3, van de wet van 30 november 1998 art. 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang, met enerzijds art. 22 ervan en met art. 8 EVRM, in zoverre het slechts voorziet in een kennisgeving op verzoek van iedere persoon die doet blijken van een wettelijk belang, zonder te bepalen dat een kennisgeving eveneens dient te gebeuren op initiatief van de betrokken diensten zodra de Bestuurlijke Commissie een dergelijke kennisgeving mogelijk acht, en met anderzijds art. 6 en 13 EVRM, in zoverre het de rechtspersonen van zijn toepassingsgebied uitsluit.