Marktpraktijken en consumentenbescherming - Pictogrammen - Taal van het taalgebied
Bij arrest nr. 147/2011 van 5 oktober 2011 heeft het Grondwettelijk Hof het beroep tot vernietiging verworpen van art. 10, eerste lid, art. 38, 1°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. Art. 10, eerste lid, van deze wet bepaalt dat de vermeldingen die het voorwerp zijn van etikettering en die dwingend voorgeschreven zijn bij deze wet, bij haar uitvoeringsbesluiten en bij de uitvoeringsbesluiten bedoeld in art. 139, §2, tweede lid, de gebruiksaanwijzingen en de garantiebewijzen minstens gesteld zijn in een voor de gemiddelde consument begrijpelijke taal, gelet op het taalgebied waar de goederen of diensten, onder bezwarende titel of gratis, aan de consument worden aangeboden. Uit de totstandkoming van de bestreden bepaling blijkt volgens het Hof dat de wetgever de verwijzing naar «een voor de gemiddelde consument begrijpelijke taal» noodzakelijk heeft geacht het mogelijk te maken dat op etiketten, gebruiksaanwijzingen en garantiebewijzen, voortaan ook beeldtaal moet zijn toegelaten wanneer die begrijpelijk is voor de gemiddelde consument. Volgens het Hof blijkt uit de parlementaire stukken dat wetgever van het vroegere art. 13, eerste lid, van de WHPC niet heeft willen afwijken voor zover daarin naar de taal van de taalgebieden wordt verwezen. Specifiek wat het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad betreft, zou uit de bestreden bepaling niet kunnen worden afgeleid dat het Nederlands en het Frans door de producenten niet op dezelfde wijze zouden moeten worden behandeld, wanneer de informatie aan de gemiddelde consument niet anders kan worden verzekerd dan door het gebruik van de taal of van de talen van het taalgebied waar het goed of de dienst op de markt wordt gebracht.