Raad van State - Vernietigingsarrest - Dwangsom - Bijkomende dwangsom - Verhoging dwangsom - Leemte

In het arrest nr. 122/2012 van 18 oktober 2012 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat art. 36 TvS-Wet art. 10 en 11 Gw. schendt in zoverre het de verzoekende partij op wier vordering reeds een dwangsom werd opgelegd, niet de mogelijkheid biedt om het opleggen van een bijkomende dwangsom of het verhogen van de reeds opgelegde dwangsom te vorderen ingeval de overheid op volhardende wijze in gebreke blijft uitvoering te geven aan het vernietigingsarrest, terwijl het aan de overheid die een dwangsom opgelegd kreeg, de mogelijkheid biedt om de opheffing van die dwangsom of de opschorting van de looptijd of de vermindering ervan te vorderen in geval van blijvende of tijdelijke of gedeeltelijke onmogelijkheid voor die overheid om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Het komt de Raad van State toe een einde te maken aan de door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid, omdat die vaststelling is uitgedrukt in voldoende precieze en volledige bewoordingen om het mogelijk te maken dat art. 36 RvS-Wet wordt toegepast met inachtneming van art. 10 en 11 Gw., door art. 20 tot 24 van het KB van 2 april 1991 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de dwangsom, bij analogie toe te passen.

p 519 | 122/2012 | | Grondwettelijk Hof