Boerkaverbod - Godsdienstvrijheid - Vrijheid van meningsuiting - Strafrechtelijk wettigheidsbeginsel
Met het arrest nr. 145/2012 van 6 december 2012 verwerpt het Grondwettelijk Hof de beroepen tot vernietiging van het zogenaamde boerkaverbod (wet van 1 juni 2011 tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt).De vrijheid van geweten en godsdienst beschermt niet elke daad die door een godsdienst of overtuiging is geïnspireerd en waarborgt niet in alle omstandigheden het recht om zich naar de religieuze voorschriften of naar zijn overtuiging te gedragen. Het verbod op het dragen van gezichtsverhullende kledij wordt verantwoord door de openbare veiligheid, de gelijkheid tussen man en vrouw en een zekere opvatting van het «samen leven» in de maatschappij. Aangezien de wetgever heeft gekozen voor de lichtste strafrechtelijke sanctie, heeft deze sanctie geen gevolgen die onevenredig zijn met de nagestreefde doelstellingen. Het verbod mag evenwel niet worden geacht te gelden voor de «plaatsen bestemd voor de erediensten». Onder dat voorbehoud wordt de wet verenigbaar bevonden met de godsdienstvrijheid, maar ook met de andere aangevoerde rechten en vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting en het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel.