Rechterlijke organisatie - Plaatsvervangend rechter - Beroepsbekwaamheid - Arbeidsrechtbank - Voorzitter

In het arrest nr. 146/2012 van 6 december 2012 stelt het Grondwettelijk Hof vast dat de artikelen 190, 192 en 322, tweede lid, Ger.W. de artikelen 10 en 11 Gw. niet schenden. Hoewel de voorwaarden met betrekking tot de vereiste beroepsbekwaamheid en beroepservaring minder zijn voor de benoeming van plaatsvervangende dan voor werkende rechters (art. 190 en 192 Ger.W.), zou daaruit niet kunnen worden afgeleid dat zij een rechtspraak van ongelijke kwaliteit meebrengen, waardoor een discriminatie tussen rechtzoekenden wordt gecreƫerd. De omstandigheid dat de plaatsvervangende rechters een kamer van de arbeidsrechtbank voorzitten (art. 322, tweede lid, Ger.W.), doet aan die vaststelling geen afbreuk.

p 839 | 146/2012 | | Grondwettelijk Hof