Notaris - Aansprakelijkheid - Verjaringstermijn - Authentieke akte - Onderhandse akte

In het arrest nr. 150/2012 van 13 december 2012 stelt het Grondwettelijk Hof vast dat art. 2262bis, § 1, eerste en tweede lid BW, gelezen in samenhang met art. 2276quinquies BW, de artikelen 10 en 11 Gw. schendt in de interpretatie volgens welke verschillende verjaringstermijnen van toepassing zijn op de vordering tot vergoeding van schade die de cliënt van een notaris is berokkend wegens een fout van deze laatste naargelang die fout is begaan naar aanleiding van het opstellen van een onderhandse akte of van een authentieke akte. Zowel uit de wet op het notarisambt als uit haar parlementaire voorbereiding leidt het Hof af dat de adviesplicht van een notaris niet verschilt naargelang hij optreedt als openbaar ambtenaar of als juridisch adviseur. De voormelde bepalingen van het Burgerlijk Wetboek kunnen echter ook aldus worden geïnterpreteerd dat in beide gevallen eenzelfde verjaringstermijn van tien jaar van toepassing is, zo besluit het Hof, waardoor het verschil in behandeling verdwijnt.

p 839 | 150/2012 | | Grondwettelijk Hof