Belastingen - Vaststelling en invordering - Bevoegdheid belastingadministratie - Bankgeheim - Privéleven - Zelfincriminatie - Minnelijke schikking

Met het arrest nr. 6/2013 van 14 februari 2013 verwerpt het Grondwettelijk Hof de beroepen tot vernietiging van een aantal bepalingen die de belastingadministratie meer armslag geven. De mogelijkheid om inlichtingen in te winnen bij financiële instellingen wanneer er aanwijzingen van belastingontduiking zijn of wanneer de administratie zich voorneemt om de belastbare grondslag te bepalen op basis van tekenen en indiciën van gegoedheid krachtens art. 341 WIB 1992, wordt niet strijdig bevonden met het recht op eerbiediging van het briefgeheim en het privéleven. Die mogelijkheid houdt ook geen buitensporige last in voor de financiële instellingen. Doordat de inlichtingen die in het bezit zijn van de financiële instelling, waarvan de overlegging door de administratie wordt geëist en die afkomstig zijn van de belastingplichtige, door die laatste aan de financiële instelling zijn verstrekt zonder dwang of druk van de overheid, kan er volgens het Grondwettelijk Hof geen aantasting zijn van het recht van de belastingplichtige om niet bij te dragen tot zijn eigen beschuldiging. Ten slotte wordt de voorwaarde waaraan de mogelijkheid tot minnelijke schikking inzake fiscale en sociale misdrijven wordt onderworpen niet discriminerend bevonden. Het betreft meer bepaald de voorwaarde dat de omzeilde belasting of sociale bijdragen, verhoogd met de interesten, vooraf en integraal moeten zijn terugbetaald en de fiscale of sociale administratie daarmee heeft ingestemd. Wegens de essentiële verschillen die bestaan tussen het slachtoffer van een gemeenrechtelijk misdrijf en de fiscale en sociale administratie, zijn de bestreden verschillen in behandeling niet zonder redelijke verantwoording.

p 1119 | 6/2013 | | Grondwettelijk Hof