Strafrechtspleging - Wettigheidsbeginsel - Openbaar ministerie - Minnelijke schikking - Zware aantasting lichamelijke integriteit - Voorspelbaarheid

Door de misdrijven die een zware aantasting van de lichamelijke integriteit inhouden, uit te sluiten van de mogelijkheid tot schikken, doet de wetgever geen afbreuk aan de beginselen van wettigheid en voorspelbaarheid van de strafrechtspleging, zo oordeelt het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 20/2013 van 28 februari 2013. Meer bepaald verhindert art. 12, tweede lid Gw. niet dat het openbaar ministerie over een zekere beoordelingsbevoegdheid beschikt om te bepalen wat onder een minnelijke wijze van regeling van de strafvordering valt. De procureur des Konings zal over die ernst van de aantasting van de lichamelijke integriteit moeten oordelen, niet op grond van subjectieve opvattingen die de toepassing van de in het geding zijnde bepaling onvoorzienbaar zouden maken, maar door de constitutieve elementen van elk misdrijf als criterium te nemen, rekening houdend met de omstandigheden die eigen zijn aan elke zaak.

p 1199 | 20/2013 | | Grondwettelijk Hof