Afstamming - Vordering tot onderzoek - Belang van het kind - Marginale toetsing

In het arrest nr. 30/2013 van 7 maart 2013 herinnert het Grondwettelijk Hof eraan dat zowel art. 22bis, vierde lid Gw. als art. 3, eerste lid, van het Verdrag inzake de rechten van het kind de rechtscolleges verplichten om in de eerste plaats het belang van het kind in aanmerking te nemen in de procedures die op het kind betrekking hebben. Een marginale toetsing is daartoe niet voldoende. De wetgever dient bij het uitwerken van een wettelijke regeling inzake afstamming de bevoegde overheden de mogelijkheid te bieden om in concreto een afweging te maken tussen de belangen van de verschillende betrokken personen. Door te bepalen dat de rechtbank de vordering slechts afwijst indien de vaststelling van de afstamming « kennelijk strijdig is met de belangen van het kind », schendt art. 332quinquies, § 2, eerste lid BW de voormelde grondwetsbepaling.

p 1359 | 30/2013 | | Grondwettelijk Hof