Vereniging zonder winstoogmerk - Vordering - Ontvankelijkheid - Vormvereisten - Benoemingsakte - Tegenwerpelijkheid
In het arrest nr. 44/2013 van 28 maart 2013 keurt het Grondwettelijk Hof de overdreven strenge rechtspraak van de Raad van State af, volgens welke de openbaarmaking van de benoemingsakten van de vertegenwoordigingsbevoegde personen vóór de indiening van de rechtsvordering moet plaatsvinden, op straffe van onontvankelijkheid van die vordering. Wanneer de vereniging aantoont, nadat een exceptie van niet-tegenwerpelijkheid van de benoemingsakte is opgeworpen, dat de benoeming daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, met name door het voorleggen van de betrokken akte of van de notulen van de vereniging, zodat de in de vordering beoogde derden (waartoe de Raad van State zichzelf rekent) reeds vóór de openbaarmaking ervan op de hoogte zijn, dient de exceptie te worden verworpen. In dat geval is immers aan het doel van de openbaarmakingsverplichting voldaan, die ertoe strekt de deelnemers aan het rechtsverkeer de zekerheid te bieden dat de vordering tegen hen is ingesteld door het orgaan dat bevoegd is de vereniging extern te vertegenwoordigen. Wanneer art. 26 van de VZW-wet op die manier wordt uitgelegd, is het niet in strijd met art. 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met art. 6 EVRM.