Onteigenging - Onteigeningsprocedure - Beroepstermijn - Aanvangspunt

De bijzondere aard van de onteigeningsprocedure, die de overheid in staat stelt om eigendom te verwerven voor doeleinden van algemeen nut, enerzijds, en de burger bescherming biedt tegen onrechtmatige inmenging in zijn eigendomsrecht, anderzijds, kan redelijkerwijze verantwoorden dat die procedure verschillen vertoont ten opzichte van de gemeenrechtelijke procedure. Het is zowel in het belang van de onteigenende overheid als in het belang van de onteigende burger dat de onteigeningsprocedure een snel en doeltreffend verloop kent. De omstandigheid dat de termijn om hoger beroep in te stellen loopt vanaf de uitspraak en niet vanaf de betekening of de kennisgeving ervan (art. 6 van de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemene nutte), doet niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de daarbij betrokken personen, besluit het Grondwettelijk Hof in zijn arrest nr. 76/2013 van 30 mei 2013. Dat is des te meer het geval nu het een beroep betreft tegen een beslissing die niet de vaststelling van de billijke schadeloosstelling betreft, maar enkel de vraag of aan de wettelijke voorwaarden voor het uitoefenen van de onteigeningsvordering is voldaan.

p 1719 | 76/2013 | | Grondwettelijk Hof