Douane en accijnzen - Geldboete - Hoofdelijke veroordeling - Individueel karakter van de straf

In het arrest nr. 148/2013 van 7 november 2013 is het Grondwettelijk Hof van oordeel dat art. 227, § 2 van de algemene wet inzake douane en accijnzen art. 10 en 11 Gw. schendt in zoverre het bepaalt dat de veroordelingen tot de geldboete steeds hoofdelijk tegen de overtreders en de medeplichtigen worden uitgesproken. De bepaling wijkt af van het beginsel van het individuele karakter van de straf, dat toepassing vindt in het gemene strafrecht (art. 39 Sw.). Die afwijking is niet redelijk verantwoord, aangezien de geldboete inzake douane en accijnzen, sedert de wetswijziging van 21 december 2009, ten aanzien van elke veroordeelde op geïndividualiseerde wijze wordt uitgesproken en de voormelde hoofdelijkheid hem dus de last kan laten dragen van straffen die ten laste van andere veroordeelden zijn uitgesproken.

p 679 | 148/2013 | | Grondwettelijk Hof