Vruchtgebruik - Langstlevende echtgenoot - Langstlevende wettelijk samenwonende

In het arrest nr. 151/2013 van 7 november 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 745octies, § 1, eerste lid BW art. 10 en 11 Gw. niet schendt. Krachtens die bepaling verkrijgt de langstlevende wettelijk samenwonende het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en van het daarin aanwezige huisraad. De langstlevende echtgenoot verkrijgt met toepassing van art. 745bis, § 1, eerste lid BW het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap. Het verschil in behandeling tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden is gebaseerd op het feit dat hun juridische toestand verschilt, zowel wat hun persoonlijke verplichtingen jegens elkaar als wat hun vermogensrechtelijke toestand betreft.Die verschillende juridische toestand kan in bepaalde gevallen, wanneer die verband houdt met het doel van de maatregel, een verschil in behandeling tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden rechtvaardigen.In dat opzicht is het niet zonder redelijke verantwoording dat het vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende wordt beperkt tot het huisraad dat aanwezig is in de gemeenschappelijke verblijfplaats, aangezien de wetgever in een maatschappelijke behoefte wilde voorzien door schrijnende toestanden te vermijden, zoals het uit die verblijfplaats zetten van de samenwonende door de erfgenamen van de vooroverleden samenwonende. Er wordt niet op onevenredige wijze afbreuk gedaan aan de rechten van de betrokkenen, aangezien de rechtsbescherming die hun wordt geboden, het gevolg is van de keuze die zij maken voor de ene of de andere samenlevingsvorm.

p 679 | 151/2013 | | Grondwettelijk Hof