Afstamming - Erkenning - Vordering tot betwisting - Ontvankelijkheid - Termijn - Aanvangspunt

In het arrest nr. 165/2013 van 5 december 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 330, ยง 1, vierde lid BW geen schending inhoudt van art. 10 en 11 Gw., gelezen in samenhang met art. 8 en 14 EVRM en met het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre het bepaalt dat de vordering van de persoon die de afstamming opeist, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is. Dezelfde bepaling schendt echter wel art. 10 en 11 Gw., in zoverre de voormelde vervaltermijn kan aanvangen vooraleer de persoon die de afstamming opeist kennis heeft kunnen nemen van het feit dat de betwiste erkenning heeft plaatsgevonden.

p 799 | 165/2013 | | Grondwettelijk Hof