Sociaal strafrecht - Non bis in idem - Cumulatie van administratieve sanctie en strafsanctie

Art. 233 van het Sociaal Strafwetboek, in die zin geïnterpreteerd dat het aan de strafrechter de verplichting oplegt om de sanctie waarin het voorziet, uit te spreken tegen beklaagden die reeds een administratieve sanctie met een overwegend repressief karakter hebben ondergaan wegens feiten die identiek zijn aan of die in wezen dezelfde zijn als die welke aan de oorsprong van de vervolging liggen, schendt art. 10 en 11 Gw., gelezen in samenhang met het beginsel non bis in idem, met art. 4 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het EVRM en met art. 14, zevende lid BUPO, zo oordeelt het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 181/2013 van 19 december 2013. Dezelfde bepaling, in die zin geïnterpreteerd dat zij aan de strafrechter niet de voormelde verplichting oplegt, schendt art. 10 en 11 van de Gw. niet. In die interpretatie komt het de rechter toe de gevolgen te trekken uit de toepassing van het beginsel non bis in idem op de zaak die bij hem aanhangig is gemaakt.

p 839 | 181/2013 | | Grondwettelijk Hof