Collectieve schuldenregeling - Geen kwijtschelding voor schulden die een schadevergoeding inhouden voor het herstel van een lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf
In het arrest nr. 175/2006 van 22 november 2006 heeft het Arbitragehof uitspraak gedaan over de grondwettigheid van art. 1675/13, § 3, Ger.W. inzake de collectieve schuldenregeling. Naar luid van die bepaling kan de rechter geen kwijtschelding verlenen voor «de schulden die een schadevergoeding inhouden, toegestaan voor het herstel van een lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf». De verwijzende rechter vroeg het Arbitragehof of die bepaling het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel schendt wanneer zij zo wordt geïnterpreteerd dat geen kwijtschelding kan worden verleend voor schulden die een schadevergoeding inhouden, toegestaan voor het herstel van een lichamelijk letsel veroorzaakt door een misdrijf waarvoor de schuldenaar strafrechtelijk werd veroordeeld, terwijl de schuldenaar die een lichamelijk letsel heeft veroorzaakt door een misdrijf waarvoor hij niet strafrechtelijk werd veroordeeld wel een kwijtschelding van. schulden kan krijgen. Het Arbitragehof antwoordt dat het in beginsel niet onverenigbaar is met het gelijkheidsbeginsel wanneer de bepaling in die zin wordt geïnterpreteerd dat zij enkel van toepassing is wanneer de vergoeding van een lichamelijke schade verschuldigd is als gevolg van een strafrechtelijke veroordeling. Wanneer het echter gaat om het misdrijf van onopzettelijke slagen en verwondingen, zou de bepaling onevenredige gevolgen hebben wanneer ze zou toestaan dat een schuld die is ontstaan uit een dergelijk misdrijf, dat het voorwerp was van een burgerlijk vonnis, steeds zou kunnen worden kwijtgescholden, terwijl de schuld die ontstaan is uit hetzelfde misdrijf dat door een strafrechter werd vastgesteld, nooit kan worden kwijtgescholden. Toch is de beslagrechter niet verplicht kwijtschelding toe te kennen wanneer het misdrijf tot een burgerlijke veroordeling heeft geleid, omdat hij in dat geval over een beslissingsmacht beschikt; vanwege die rechterlijke bevoegdheid heeft het verschil in behandeling naargelang het misdrijf door een burgerlijke rechter of een strafrechter is vastgesteld, geen onevenredige gevolgen.