Wegverkeer - Alcoholcontrole - Ademanalyse - Bloedproef

Art. 63, § 3, van de Wegverkeerswet houdt geen schending in van art. 10 en 11 Gw. doordat niet in alle gevallen van alcoholcontrole een tegenexpertise door middel van een bloedproef is toegestaan, zo oordeelt het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 78/2013 van 6 juni 2013. De beperking van het recht op een dergelijke tegenexpertise tot de gevallen waarin een alcoholconcentratie wordt gemeten van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht, is ingegeven door de overweging dat de wet voor die gevallen van alcoholintoxicatie voorziet in zwaardere straffen. De wetgever, die een systeem van alcoholcontrole wenste in te voeren dat op bevredigende en efficiënte wijze kon worden toegepast, vermocht ervan uit te gaan dat het, mede gelet op de betrouwbaarheid van de ademanalyse, niet noodzakelijk was te voorzien in een recht op een tegenexpertise door middel van een bloedproef voor de personen bij wie een lichtere vorm van alcoholintoxicatie wordt gemeten, en dit vanwege het feit dat het in dat geval gaat om minder ernstige misdrijven, alsook dat het recht van verdediging voldoende wordt gewaarborgd door de mogelijkheid om een tweede en, in voorkomend geval, een derde ademanalyse aan te vragen, zoals bepaald in art. 59, § 3 van de Wegverkeerswet.

p 79 | 78/2013 | | Grondwettelijk Hof