Registratierechten - Veroordelingsrecht - Evenredig bedrag - Voorwaardelijke veroordeling

Krachtens het Wetboek der registratie, hypotheek en griffierechten dient naar aanleiding van het wijzen van bepaalde vonnissen en arresten een zogenaamd «veroordelingsrecht» te worden betaald. Aangezien dat registratierecht geen louter vergoedend karakter heeft, is het geen retributie maar een belasting, zo oordeelt het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 80/2013 van 6 juni 2013. Door het bedrag van het veroordelingsrecht te laten variëren naar gelang van het bedrag van de uitgesproken veroordelingen, heeft de wetgever rekening willen houden met het geldelijk belang van de desbetreffende zaak voor de partijen in het geding en heeft hij art. 10 en 11 Gw. niet geschonden. Omdat het veroordelingsrecht wordt geheven naar aanleiding van de rechterlijke beslissing zelf, los van het rechtsfeit waarop die beslissing betrekking heeft, is het in beginsel eveneens coherent te bepalen dat dat recht verschuldigd is, ongeacht of de veroordeling voorwaardelijk is of niet. Dat is evenwel niet het geval wanneer blijkens een rechterlijke beslissing de voorwaarde niet in vervulling is gegaan en waarbij het niet in vervulling gaan van die voorwaarde leidt tot een resultaat dat gelijk is aan dat van het afwijzen van een verzoek. In dat geval schendt art. 142 van het Wetboek der registratie, hypotheek en griffierechten art. 10 en 11 Gw..

p 79 | 80/2013 | | Grondwettelijk Hof