Strafuitvoering - Omzetting van in het buitenland uitgesproken straffen - Beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken
In het arrest nr. 34/2014 van 27 februari 2014 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 22 van de wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen Staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, art. 10 en 11 Gw. niet schendt. De omstandigheid dat de in die bepaling vervatte omzettingsprocedure niet kan worden aangewend om tot omzetting over te gaan van een in het buitenland uitgesproken vrijheidsbenemende straf of maatregel in een geldboete, wordt redelijkerwijze verantwoord door het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken dat ten grondslag ligt van het Europees aanhoudingsbevel.