Pensioen werknemers - Overlevingspensioen - Wettelijk samenwonenden

Het feit dat de langstlevende wettelijk samenwonende geen overlevingspensioen kan genieten onder de toekenningsvoorwaarden die gelden voor de langstlevende echtgenoot, houdt geen discriminatie in, zo oordeelt het Grondwettelijk Hof in zijn arrest nr. 83/2014 van 22 mei 2014. Het verschil in behandeling is gebaseerd op het objectieve gegeven dat de juridische toestand van partners verschilt naar gelang, onder overigens gelijke omstandigheden, de enen gehuwd waren op een tijdstip waarop de anderen wettelijk samenwonenden waren. De partners die ervoor kiezen door de wettelijke samenwoning en niet door het huwelijk te worden verbonden, worden geacht de voor en nadelen van de ene en de andere samenlevingsvorm te kennen en de juridische gevolgen van hun keuze, ook ten aanzien van hun kinderen, te aanvaarden. Zulks geldt in het bijzonder ten aanzien van de wettelijk samenwonenden die een vermogensrechtelijke solidariteit bij een eventuele breuk niet bij overeenkomst hebben geregeld. Het Hof stelt vast dat in de wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten niet enkel aan de echtgenoot van de getroffene, maar ook aan de persoon die met de getroffene wettelijk samenwoonde een uitkering toekomt, wanneer de partners overeenkomstig art. 1478 BW een overeenkomst hebben opgesteld waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiƫle gevolgen kan hebben. Het komt aan de wetgever toe te oordelen of diezelfde situatie eveneens in aanmerking moet worden genomen bij het bepalen van de voorwaarden waaronder personen recht hebben op een overlevingspensioen.

p 1639 | 83/2014 | | Grondwettelijk Hof