Collectieve schuldenregeling - Schuldbemiddelaar - Erkenning en opleiding

Met het arrest nr. 118/2013 van 7 augustus 2013 verwerpt het Grondwettelijk Hof het beroep tot vernietiging, ingesteld door de Orde van Vlaamse balies, van art. 7, 1° van de wet van 26 maart 2012 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetbobk wat de collectieve schuldenregeling betreft. Krachtens die bepaling dienen advocaten, ministeriële ambtenaren en gerechtelijke mandatarissen die als schuldbemiddelaar wensen te worden aangewezen,te zijn erkend en dienen zij daartoe een bijzondere opleiding te hebben gevolgd. De Orde voerde zowel een schending aan van de bevoegdheidsverdelende regels als van het gelijkheidsbeginsel.

Het Hof erkent dat de bevoegdheid van de federale overheid om de procedure van collectieve schuldenregeling vast te stellen de bevoegdheid omvat om de voorwaarden voor het vervullen van de functie van schuldbemiddelaar te bepalen en, meer bepaald, om de erkenning als schuldbemiddelaar afhankelijk te stellen van het volgen van een bijzondere opleiding. Die bevoegdheid omvat evenwel niet de nadere invulling van die opleiding. Door te bepalen dat de erkenning slechts wordt verleend indien de schuldbemiddelaar «de daartoe door de bevoegde overheid georganiseerde opleiding» heeft gevolgd, blijft de bestreden bepaling binnen de grenzen van de bevoegdheid van de federale overheid.

Wat de aangevoerde discriminatie betreft, komt het Hof tot de vaststelling dat, om als schuldbemiddelaar te kunnen worden aangewezen, zowel de advocaten, ministeriële ambtenaren en gerechtelijke mandatarissen, als de overheids- en particuliere instellingen aan voowaarden van opleiding en erkenning dienen te voldoen. Beide categorieën worden op dat punt dus niet verschillend behandeld.

p 199 | 118/2013 | | Grondwettelijk Hof