Vordering van procureur des Konings tot ontbinding van vennootschap op grond van art. 634 Ger.W. - Rechtsplegingsvergoeding

In een arrest van 17 oktober 2014 (AR nr. C.13.0604.N) oordeelt het Hof van Cassatie dat de openbare orde de tussenkomst van het openbaar ministerie vergt wanneer het netto-actief van een vennootschap daalt onder het wettelijke minimumvermogen, aangezien een dergelijke toestand het handelsverkeer ernstig kan aantasten. Het openbaar ministerie kan aldus een vordering tot ontbinding van een vennootschap instellen op grond van art. 138bis, ยง 1 Ger.W. en art. 634 W.Venn. Het Hof van Cassatie vervolgt dat het openbaar ministerie in dat geval geen gelijk nastreeft, maar de vrijwaring van de belangen van de maatschappij en van de economische openbare orde. Het openbaar ministerie dat in het algemeen belang optreedt krachtens art. 634 W.Venn., is aldus onderworpen aan een bijzondere regeling die onverenigbaar is met de toepassing van de gemeenrechtelijke bepalingen inzake de gerechtskosten die deze kosten volledig ten laste leggen van de in het ongelijk gestelde partij, inzonderheid art. 1017, eerste lid en art. 1022, eerste lid Ger.W. Het Hof van Cassatie besluit dat de appelrechter die de gemeenrechtelijke bepalingen inzake de gerechtskosten toepast en op grond hiervan oordeelt dat de kosten van de procedure ten laste moeten worden gelegd van de procureur des Konings wiens vordering tot ontbinding van een vennootschap krachtens art. 634 W.Venn. werd afgewezen, zijn beslissing niet naar recht verantwoordt.

p 399 | C.13.0604.N | | Hof van Cassatie