Ondertekening van rechterlijke uitspraak door alle rechters die het hebben gewezen - Vaststelling van onmogelijkheid om te ondertekenen - Art. 782bis en art. 785 Ger.W.

In een arrest van 7 november 2014 (AR nrs. 13.0608.N en 13.0624.N) besliste het Hof van Cassatie dat uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het bestrijden van de gerechtelijke achterstand blijkt dat de wetgever de bij art. 782bis Ger.W. aan de uitspraak van het vonnis aangebrachte versoepeling heeft gekoppeld aan de voorwaarde dat het vonnis in de regel voorafgaandelijk moet worden ondertekend door alle rechters die het hebben gewezen, onverminderd de gevallen van onmogelijkheid zoals vervat in art. 785 Ger.W. Hieruit volgt dat een vonnis gewezen door een meervoudige kamer dient te worden ondertekend door de leden van de kamer na de beëindiging van het beraad en uiterlijk op de dag van de uitspraak. Het in casu bestreden arrest, dat op de datum van de uitspraak werd ondertekend door de voorzitter van de kamer en een van de twee raadsheren die het hadden gewezen en ook door de griffier, terwijl wordt vast-gesteld dat de derde raadsheer «die mede beraadslaagd heeft en die thans wet-tig verhinderd is, in de onmogelijkheid verkeert om dit arrest te ondertekenen», voldoet aan het bepaalde in art. 782, 782bis en 785 Ger.W.

p 519 | 13.0608.N | | Hof van Cassatie