Raad van State - Beroep tot herziening - Ontvankelijkheid

Krachtens art. 31 RvS-wet is een beroep tot herziening slechts ontvankelijk indien sinds de uitspraak van het arrest doorslaggevende stukken zijn teruggevonden die door toedoen van de tegenpartij waren achtergehouden of indien het arrest werd gewezen op als vals erkende of vals verklaarde stukken. Bij het arrest nr. 167/2014 van 13 november 2014 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat die bepaling geen schending inhoudt van art. 10, 11 en 13 Gw., al dan niet in samenhang gelezen met art. 6, 13 en 14 van het EVRM, doordat zij een verzoekende partij voor de Raad van State verhindert een ontvankelijk beroep tot herziening in te dienen op grond van het feit dat de Raad van State ten onrechte een van haar middelen onontvankelijk zou hebben verklaard en aldus niet ten gronde zou hebben onderzocht. Het Hof houdt met name rekening met het uitzonderlijk karakter van het beroep tot herziening en met de wil van de wetgever om dat beroep te beperken tot situaties waarin de Raad van State manifest werd misleid.

p 599 | 167/2014 | | Grondwettelijk Hof