Verjaringsstuitende ingebrekestelling - Advocaten - Gerechtsdeurwaarders - Incassobureaus

Met het arrest nr. 181/2014 van 10 december 2014 verwerpt het Grondwettelijk Hof het beroep tot vernietiging van de wet van 23 mei 2013 «tot wijziging van artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek teneinde aan de ingebrekestellingsbrief van de advocaat, van de gerechtsdeurwaarder of van de persoon die krachtens artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek in rechte mag verschijnen, een verjaringsstuitende werking te verlenen». Hoewel de bureaus die minnelijke invorderingen verrichten, onderworpen zijn aan een verplichting om vooraf bij het ministerie van Economische Zaken te zijn ingeschreven, verantwoordt de aard van hun activiteit redelijkerwijs dat zij worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de bestreden wet. Dergelijke incassobureaus hebben immers weinig belang bij een minnelijke regeling, aangezien hun vergoeding bestaat in een commissie op de bedragen van de schuldvordering die zij moeten invorderen.

p 839 | 181/2014 | | Grondwettelijk Hof