Taalgebruik - Gerechtszaken - Arbeidsrechtelijke geschillen - Vordering tegen de werkgever - Randgemeenten

In het arrest nr. 2/2015 van 22 januari 2015 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 3, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken geen schending inhoudt van art. 10 en 11 Gw., gelezen in samenhang met art. 6.1 EVRM, in zoverre het een Franstalige werknemer wiens prestaties zijn verbonden aan een maatschappelijke zetel en aan een exploitatiezetel die zijn gevestigd in een gemeente met een bijzondere taalregeling, gelegen in het Vlaamse Gewest, ertoe verplicht zijn vordering tegen zijn werkgever in te stellen en voort te zetten in het Nederlands. De faciliteitenregeling doet geen afbreuk aan het principieel eentalig karakter van het Nederlandse taalgebied, waartoe de randgemeenten behoren.

p 999 | 2/2015 | | Grondwettelijk Hof