Griffiers - Tuchtprocedure - Tuchtoverheid - Tuchtrechtbank - Magistraten - Gerechtspersoneel

Met het arrest nr. 4/2015 van 22 januari 2015 verwerpt het Grondwettelijk Hof het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 15 juli 2013 tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht, ingesteld door de vzw « Nationale federatie van de griffiers bij de Hoven en Rechtbanken » en enkele hoofdgriffiers. Zij voerden een schending aan van art. 10 en 11 Gw., doordat de tuchtrechtelijke procedure verschillend is geregeld voor de magistraten, enerzijds, en de griffiers, anderzijds, zonder dat daarvoor een objectieve en redelijke verantwoording zou bestaan. De bestreden bepalingen voerden volgens de verzoekende partijen ook een niet objectief en redelijk verantwoorde gelijke behandeling in van de leden van het gerechtspersoneel, enerzijds, en de griffiers, anderzijds. De bestreden bepalingen hadden betrekking op de samenstelling van de kamers van de tuchtrechtbank in eerste aanleg en in hoger beroep, de aanwijzing van de leden-assessoren van de tuchtrechtbank in eerste aanleg en in hoger beroep, de aanwijzing van de overheden die bevoegd zijn om een tuchtprocedure in te stellen en de beroepsmogelijkheid bij de tuchtrechtbank voor magistraten tegen een als ordemaatregel verhulde tuchtmaatregel.

p 999 | 4/2015 | | Grondwettelijk Hof