Financieel recht - Staatswaarborg - Coöperatieve vennootschappen - Arco - Europees Unierecht

Bij enkele arresten (nrs. 222.969, 226.095 en 226.096) heeft de Raad van State prejudiciële vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof over de verenigbaarheid met art. 10 en 11 Gw., van de in de wet van 14 april 2009 vervatte waarborgregeling voor aandelen in het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector. De op die wet gebaseerde koninklijke besluiten van 10 oktober 2011 en 7 november 2011, die voor de Raad van State worden betwist, maken het voor de aandeelhouders van de financiële coöperatieven van Arco, namelijk de vennootschappen Arcopar, Arcofin en Arcoplus, mogelijk de staatswaarborg te verkrijgen. Voor de Raad van State klagen een aantal aandeelhouders van NV Dexia aan dat zij gediscrimineerd worden doordat zij niet de staatswaarborg genieten. Gelet op de verwevenheid met het Europees Unierecht, stelt het Grondwettelijk Hof bij arrest nr. 15/2015 van 5 februari 2015, vooraleer de vragen van de Raad van State te beantwoorden, op zijn beurt een aantal prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.

p 1119 | 15/2015 | | Grondwettelijk Hof