Advocaat - Ereloon - Verhaalbaarheid

Na het arrest nr. 57/2006 (R.W., 2005-2006, 1440) werd het Arbitragehof voor een tweede maal ondervraagd over de verhaalbaarheid van advocatenkosten. De verwijzende rechter ondervroeg het Hof over een mogelijke discriminatie tussen de schuldeisers van een verschuldigde geldsom, die geen vergoeding kunnen verkrijgen van de schade veroorzaakt door de kosten en honoraria van een advocaat, en de schuldeisers van een waardeschuld, die wel een dergelijke vergoeding kunnen verkrijgen. Na een uitvoerige vergelijking tussen beide rechtsfiguren, besluit het Hof, in het arrest nr. 95/2006 van 14 juni 2006, dat het verschil in behandeling niet te wijten is aan het systeem van het forfait waarin voor de verbintenissen die alleen betrekking hebben op het betalen van een bepaalde geldsom is voorzien in art. 1153 B.W., maar aan het feit dat de wetgever niet heeft voorzien in de verhaalbaarheid van de kosten en honoraria van een advocaat. Het aangeklaagde verschil in behandeling vindt derhalve niet zijn oorsprong in art. 1153 B.W., en het antwoord op de aan het Hof gestelde vragen kan, volgens het Hof, slechts worden gevonden in een algehele oplossing waarin enkel de wetgever kan voorzien, met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

p 38 | 95/2006 | | Arbitragehof