Sociale huisvesting - Sociale huurder - Toelatingsvoorwaarden - Gezinswoning

Met het arrest nr. 24/2015 van 5 maart 2015 verwerpt het Grondwettelijk Hof het beroep tot vernietiging van art. 3, 6°, art. 50, 3° en art. 67 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen. Die bepalingen brengen wijzigingen aan in de Vlaamse Wooncode en in het Grond en Pandendecreet. Zij breiden in hoofdzaak de verplichtingen die reeds golden voor de sociale huurder (met uitzondering van de inkomensvoorwaarde), uit tot alle personen die later tot het sociaal huurcontract toetreden, met inbegrip van de persoon die na de aanvang van het huurcontract huwt of wettelijk gaat samenwonen met de referentiehuurder. Dit betekent dat ook van die personen onder meer wordt vereist dat zij aantonen bereid te zijn Nederlands te leren en in voorkomend geval een inburgeringstraject te volgen. Het Grondwettelijk Hof verwerpt alle middelen (afgeleid uit de schending van de bevoegdheidsverdelende regels, het gelijkheidsbeginsel, het recht op een behoorlijke huisvesting, het vrij verkeer van werknemers en het wettigheidsbeginsel), onder voorbehoud evenwel van de interpretatie dat de vrederechter in elk geval zal kunnen nagaan of de ernst van de tekortkoming door de huurder de beëindiging van de huurovereenkomst kan verantwoorden.

p 1358 | 24/2015 | | Grondwettelijk Hof