Belastingen - Ernstige fiscale fraude - Strafrechtelijk wettigheidsbeginsel - Prokura-leer

Met het arrest nr. 41/2015 van 26 maart 2015 verwerpt het Grondwettelijk Hof de beroepen tot vernietiging van art. 2, 5, 14 en 15 van de wet van 15 juli 2013 houdende dringende bepalingen inzake fraudebestrijding. Die bepalingen vervangen, in de Witwaspreventiewet van 11 januari 1993 en in het Strafwetboek (witwasrepressie), de woorden «ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procedés van internationale omvang worden aangewend» door de woorden «ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd». De kritiek van de verzoekende partijen kwam er in essentie op neer dat de woorden «ernstige fiscale fraude» - inzonderheid het adjectief «ernstige» - het wettigheidsbeginsel in strafzaken schenden dat door art. 12, tweede lid, en art. 14 Gw. is gewaarborgd. Het Hof verwierp dezelfde kritiek reeds in arrest nr. 13/2015 van 5 februari 2015, ten aanzien van soortgelijke bepalingen. Op het vlak van de ontvankelijkheid past het Hof voor het eerst de Prokura-leer toe.

p 1359 | 41/2015 | | Grondwettelijk Hof