Raad van State - Advocatenkosten - Rechtsplegingsvergoeding - Toegang tot de rechter

Met het arrest nr. 48/2015 van 30 april 2015 verwerpt het Grondwettelijk Hof het beroep tot vernietiging van art. 11 van de wet van 20 januari 2014, dat aan de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de mogelijkheid biedt om aan de in het gelijk gestelde partij een rechtsplegingsvergoeding toe te kennen, zodat die voor de burgerlijke rechter op grond van art. 1382 van het BW geen nieuwe procedure moet instellen teneinde een vergoeding te verkrijgen voor de door haar gemaakte advocatenkosten. De verzoekende partijen voerden de schending aan van art. 10 en 11 Gw., van het recht op toegang tot een rechter en van art. 23 Gw., gelezen in samenhang met het Verdrag van Aarhus. Naar het oordeel van het Hof heeft de wetgever erover gewaakt het recht op toegang tot de rechter voor alle rechtzoekenden veilig te stellen, met name doordat de regeling niet tot buitensporige kosten leidt.

p 1558 | 48/2015 | | Grondwettelijk Hof