Burgerlijke rechtspleging - Proceshandeling - Nietigheid - Dagvaarding van de verkeerde persoon

Art. 17, 43, 702 en 860 tot 867 Ger.W. houden geen schending in van art. 10 en 11 Gw. in zoverre zij de dagvaarding die tegen de verkeerde persoon is gericht, uitsluiten van het stelsel van de nietigheden, zo oordeelt het Grondwettelijk Hof in het arrest nr. 125/2014 van 19 september 2014. Een dergelijke onregelmatigheid heeft de onontvankelijkheid van de rechtsvordering tot gevolg, zonder dat de rechtzoekende zich op het stelsel van de nietigheden kan beroepen, dat van toepassing is op de onregelmatige dagvaarding die wel tegen de juiste persoon is gericht. Het daaruit voortvloeiende verschil in behandeling van rechtzoekenden wordt redelijk verantwoord bevonden ten aanzien van de bekommernis om een goede rechtsbedeling te verzekeren en de risicos van rechtsonzekerheid te weren.

De in het stelsel van de nietigheden bedoelde verzuimen en onregelmatigheden onderstellen allereerst dat de juiste persoon door de eiser wordt gedagvaard. Daarenboven betreffen zij procedureformaliteiten en geen voorwaarde voor het uitoefenen van de rechtsvordering, zoals het geval is voor de hoedanigheid vereist bij art. 17 Ger.W.

p 278 | 125/2014 | | Grondwettelijk Hof