Afstamming - Erkenning - Vordering tot betwisting door de erkenner - Ontvankelijkheid - Bezit van staat - Termijn - Wilsgebrek

In het arrest nr. 127/2014 van 19 september 2014 besluit het Grondwettelijk Hof dat het bezit van staat ten aanzien van de erkenner, als grond van niet-ontvankelijkheid van de vordering tot betwisting van de erkenning van het vaderschap, ingesteld door de erkenner zelf, strijdig is met art. 22 Gw., gelezen in samenhang met art. 8 EVRM. Door die absolute grond van niet-ontvankelijkheid, vervat in art. 330, § 1, eerste lid, tweede zin BW, heeft de man die het kind heeft erkend en die op het ogenblik van de erkenning niet wist dat hij niet de biologische vader was, geen enkele mogelijkheid om zijn erkenning van het vaderschap te betwisten en heeft de rechter geen enkele mogelijkheid om rekening te houden met de belangen van alle betrokken partijen.

In het arrest nr. 139/2014 van 25 september 2014 stelt het Grondwettelijk Hof dezelfde ongrondwettigheid vast, maar met een ruimere draagwijdte, aangezien de ongrondwettigheid in laatstgenoemd arrest niet langer beperkt is tot de man «die op het ogenblik van de erkenning niet wist dat hij niet de biologische vader was». In hetzelfde arrest stelt het Hof evenwel vast dat art. 330, § 1, tweede lid BW grondwettig is in zoverre het de erkenner alleen toestaat de erkenning te betwisten indien hij bewijst dat aan zijn toestemming een gebrek kleefde. Indien de man op het ogenblik van de erkenning wist dat hij niet de biologische vader was, kan niet worden aangenomen dat zijn toestemming tot de erkenning gebrekkig was. In dat geval mocht de wetgever er rekening mee houden dat de erkenner vrij en weloverwogen heeft gehandeld.

Het Hof bevestigt in het laatstgenoemde arrest ook dat art. 330, § 1, vierde lid BW grondwettig is in zoverre het bepaalt dat de vordering van de persoon die het kind heeft erkend, dient te worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader van het kind is (zie reeds arresten nrs. 139/2013 en 165/2013 t.a.v. de persoon die de afstamming opeist).

p 279 | 127/2014 | | Grondwettelijk Hof