Alimentatie - Dienst voor alimentatievorderingen - Invordering op leefloon - Recht op een menswaardig leven

Met het arrest nr. 4/2016 van 14 januari 2016 verwerpt het Grondwettelijk Hof het beroep tot vernietiging van art. 7 van de wet van 12 mei 2014. Dat artikel bepaalt dat de Dienst voor alimentatievorderingen (DAVO), met het oog op de inning en invordering van onderhoudsgelden, over dezelfde rechten, vorderingen en waarborgen beschikt als de onderhoudsgerechtigde, waardoor de DAVO ook kan overgaan tot de invordering van de voorschotten op onderhoudsgelden op het bedrag onder de limiet van het leefloon waarover de onderhoudsplichtige beschikt.

De door het ocmw als maatschappelijke dienstverlening betaalde bedragen zijn evenwel niet vatbaar voor beslag, ook niet voor de invordering van onderhoudsgelden. De bestreden maatregel brengt dus geen aanzienlijke achteruitgang met zich mee van het recht van de onderhoudsplichtigen op een menswaardig leven en is hoe dan ook verantwoord door motieven van algemeen belang. De maatregel doet bijgevolg geen afbreuk aan art. 23 Gw.

p 960 | 4/2016 | | Grondwettelijk Hof