Arbeidsrecht - Arbeiders/Bedienden - Compenserende opzeggingsvergoeding - Handhaving gevolgen

In het arrest nr. 10/2016 van 21 januari 2016 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat het verschil in behandeling tussen werkgevers wat de compenserende opzeggingsvergoedingen betreft die verschuldigd zijn aan de arbeiders en aan de bedienden met eenzelfde anciënniteit, die waren tewerkgesteld vanaf 1 januari 2012 en die zijn ontslagen vóór 1 januari 2014, dus vóór de inwerkingtreding van het «eenheidsstatuut», art. 10 en 11 Gw. schendt (de opzeggingsvergoeding is gelijkwaardig aan het loon voor 64 dagen respectievelijk voor 360 dagen). Dat oordeel ligt in het verlengde van het arrest nr. 125/2011 van 7 juli 2011. Het Hof handhaaft in arrest nr. 10/2016 evenwel de gevolgen van art. 39 en art. 86/2, § 1, Arbeidsovereenkomsten tot 31 december 2013.

p 1039 | 10/2016 | | Grondwettelijk Hof