Afstamming - Vaderschap - Vordering tot betwisting door meerderjarig kind - Ontvankelijkheid - Bezit van staat - Termijn

In het arrest nr. 18/2016 van 3 februari 2016 (in de zaak-Boël) oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 318, § 1 BW art. 22 Gw., gelezen in samenhang met art. 8 EVRM, schendt (1) in zoverre de door het kind ingestelde vordering tot betwisting van het vaderschap niet ontvankelijk is indien het kind bezit van staat ten aanzien van de echtgenoot van zijn moeder heeft en (2) in zoverre aan het kind ouder dan 22 jaar een termijn wordt opgelegd van één jaar vanaf de ontdekking van het feit dat de echtgenoot van zijn moeder niet zijn vader is om een vordering tot betwisting van het vaderschap in te stellen.

p 1198 | 18/2016 | | Grondwettelijk Hof