Rechtsmiddelen - Strafzaken - Hoger beroep - Verzet - Gedetineerde

In arrest nr. 93/2016 van 16 juni 2016 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de wetgever, door de mogelijkheid om het beschikbare rechtsmiddel in te stellen door middel van een verklaring afgelegd aan de directeur van de gevangenis of aan diens gemachtigde, voor te behouden aan de gedetineerden die tegen een vonnis hoger beroep wensen aan te tekenen of tegen een vonnis of een arrest een cassatieberoep wensen in te stellen, en diezelfde mogelijkheid uit te sluiten voor de gedetineerden die verzet wensen aan te tekenen tegen een vonnis van de correctionele rechtbank waarbij zij bij verstek correctioneel zijn veroordeeld, zonder redelijke verantwoording afbreuk heeft gedaan aan het recht op gelijke toegang tot de rechter. Art. 2 van het KB nr. 236 van 20 januari 1936 “tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden”, vóór de opheffing ervan bij art. 124, 1° van de wet van 5 februari 2016, schendt daardoor art.10 en 11 Gw., gelezen in samenhang met art. 6 en 13 EVRM.

p 120 | 93/2016 | | Grondwettelijk Hof