WCO - Schuldeisers in de opschorting - Buitengewone schuldvordering - Inpandgeving

In arrest nr. 124/2016 van 6 oktober 2016 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 50, derde lid Wet Continuïteit Ondernemingen, gelezen in samenhang met art. 2, d) van die wet, art. 10 en 11 Gw. niet schendt in zoverre het een verschil in behandeling doet ontstaan tussen twee categorieën van schuldeisers in de opschorting die zijn gebonden door een overeenkomst met de schuldenaar die ertoe gemachtigd is een plan van gerechtelijke reorganisatie uit te werken: enerzijds diegenen die, als zekerheid van een handelsschuld, met de schuldenaar de inpandgeving zijn overeengekomen van een geheel van diens schuldvorderingen die waren ontstaan of nog niet waren ontstaan op het ogenblik van de overeenkomst, en anderzijds de schuldeisers die, als zekerheid van hun schuld, niet beschikken over een bijzonder voorrecht of over een hypotheek en die geen schuldeiser eigenaar zijn in de zin van art. 2, f) Wet Continuïteit Ondernemingen.

p 520 | 124/2016 | | Grondwettelijk Hof