Raad van State - Afdeling bestuursrechtspraak - Termijn memories - Hakbijlprocedure

Op grond van art. 21, tweede lid RvS-Wet stelt de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wanneer de verzoekende partij de termijnen voor het toesturen van de memorie van wederantwoord of van de toelichtende memorie niet naleeft, het ontbreken van het vereiste belang vast. In het arrest nr. 144/2016 van 17 november 2016 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat die bepaling geen schending inhoudt van art. 10, 11 en 13 Gw., gelezen in samenhang met art. 6 EVRM. Uit de rechtspraak blijkt dat de Raad van State de in het geding zijnde bepaling niet op een overdreven formalistische wijze toepast. Rekening houdend met de doelstelling van een vlot verloop van de cassatieprocedure en gelet op de waarborgen waarmee de bepaling is omringd, doet zij niet op onevenredige wijze afbreuk aan het recht op toegang tot de rechter.

p 920 | 144/2016 | | Grondwettelijk Hof